Hoeselt Vrugger   |     Contact   |     Zoeken
 
 

 

Te hooi en te gras

10 jaar "Hoeseltvrugger" !

Marc Gonnissen

Op zondag 4 maart laatstleden was het exact 10 jaar geleden dat deze website officieel boven de doopvont gehouden en online gezet werd.

Voor de Hoeseltse Geschiedkundige Studiegroep was dit een hoopvolle nieuwe start.

Het was toen 20 jaar geleden dat de publicatie van het tijdschrift “Hoeselts Dorpsverleden” na zestien jaargangen was stopgezet. De opstellers en schrijvers waren in die jaren zo druk door beroepsbezigheden in beslag genomen, dat het regelmatig publiceren van de resultaten van historisch opzoekingswerk niet meer haalbaar was.

null

Een decennium later had het computertijdperk zijn intrede gedaan en was het optekenen en ordenen van gegevens veel eenvoudiger geworden. Toen dan nog even later het wereldkundig maken van de artikelen door het internet werd mogelijk gemaakt, werd er hardop gedacht aan een website.

Na de uitwerking van het eerste cultuurbeleidsplan en dankzij een gedegen subsidiëring van de Vlaamse Overheid werd hieraan tegemoetgekomen. Wij moesten enkel nog een geschikte naam vinden …

“Hoeseltvrugger” is intussen een begrip geworden en wordt soms zelfs als “alias” voor onze erfgoedvereniging gebruikt. Onder dezelfde naam werd ook een Facebookpagina als sociaal platform opgezet.

Elke maand, met iets meer of minder regelmaat, werd er een artikel geplaatst, zodat we jullie, bezoekers van onze website, vandaag al meer dan 120 leesstukjes hebben kunnen aanbieden.

Onze dank gaat uit naar de Cultuurdienst en de gemeentelijke organen, die het onderhoud en de nodige aanpassingen aan onze website mogelijk maken.

Wij beloven u vast weer veel leesplezier voor de komende 10 jaar met de nieuwe artikels, die online gezet worden !
__________________


null
We geven u daarom graag een hoofdstukje mee uit de novelle “Paascheieren” van onze Hoeseltse schrijver Lambrecht Lambrechts, geschreven in 1904. In een aantal korte hoofdstukjes behandelt hij daarin een folkloristisch onderwerp : de in Hoeselt en omstreken bekende aartsvaderlijke gewoonte om met Pasen eieren te verven en er bij familiebezoek mee te “vechten”. Dat gebruik had tevens tot doel de definitieve keuze van de huwelijkspartner te bepalen, nadat men om de jongen of het meisje had gedobbeld.

null

De klokken

Ook de klokken hadden geen goed weer meegebracht. Met de witte mantels en rammelend van kou waren ze in Hocht aangekomen, - zo vertelden de ouwe kinderplagers, die ze onder 't Gloria van de zaterdagmis met hun lange steerten aan de schildgaten hadden zien inslingeren!
Hoe de arme klokken niet sneeuwblind geworden waren en niet van de rechte baan waren afgezeild, zie, dat moest zoveel als een mirakel genoemd worden! Op andere jaren borgen ze hun eieren op loze, heel loze plekken, en dan was het maar na vlijtig tasten en krabben, dat de kleine kadebberkes ze kosten vinden in de peterselie, in de opkomende kekelerwten, in de doornen van de blauwgeknopte kroezelstruiken. Deze keer hadden ze hun handen niet moeten schrammen.
Even vrolijk als op andere tijen waren de achterdeuren wel opengevlogen, maar de moeders hadden hen niet met hun kleren moeten vasthouen, uit angst dat ze de sleutelbloemen of de rabarberblaren zouen aan stukken lopen.
Eerst hadden ze wel gezeid: «De moetsen en de schorten openhouen!» maar niets, niets was erin gevallen als wat ijskillige, afgewaaide kriezelsneeuw.
Rood en geel en blauw, hier en ginds een appelsien ertussen, zo lagen de eieren, wat later, daar op 't eentonige wit, achter de bezem en 't regenvat, in de zavelbak en vóór de riggelen van de spinde, ofwel, ze hingen te bommelen gelijk rozen en kweeperen, heel aardig om zien, in de beijzelde takken van 't abrikozenboomke en 't zomerhuiske.



Onverschil

Voor 't ei achter de regenkuip was onverschil gekomen.
Belleke had het werk van de klokken verricht en toen het de eieren uit de blauwverf gehaald had, herkende het ongelukkiglijk haar palmeleren ei niet meer! Rap hoorde het zeggen. dat de kleine Gijs een ei had, waarmee hij al de andere aan stukken sloeg, die van zijn broers en zusters en die van heel de gebuurte. Dat was het palmeleren ei dus.
Ze ontfutselde het hem en verborg een ander in de plek. Maar de strank had het in 't snuitje gekregen en toen hij zijn beklaag aan moeder doen ging, die niets van de zaak wist, vielen daar harde woorden voor 't meiske. Iets dat zelden gebeurd was, - krek daarom troffen ze haar zo fel. Belleke wist dat haar tweede moeder een christelijk en goedhartig mens was, dat ze haar veel plezier en vrijheid jonde, - maar deze keer had ze toch gezeid:
- Gij kunt geen kinderen lijen, gij!
En dat, dat was deugnieterij! Belleke leefde voor de kinderen! Belleke was zèlf een kind met de kinderen!
- Alla, gekke toet, geef de jongen zijn ei terug, had de moeder bevolen, giftig. Maar Belleke was de deur uitgelopen, zonder boe noch toe te zeggen.
- Ta ta ta! dacht het daarna weer in haar eigen, begrijpend dat in de goeie week alle wijven kwaad zijn. Ze wou er niet meer aan denken. Maar ze dacht er toch weer aan en ook aan de andere snappige woorden, die haar onder 't vlaai bakken waren toegesnauwd geworden. Toen ze een spiraalvormige appelschel ongebroken in de hoogte geheven had, triomfantelijk, had de vrouw gebeten:
- Weet ge wel wat? Maak dan maar dat ge getrouwd zijt!

Daar werd ze wel meer mee geplaagd, omdat ze met den dikke Mang kalde, sinds de soldaat niet meer kwam, maar deze keer was het hoorbaar geweest dat die woorden beduiden moesten:
- Dan zijt ge hier de deur uit!
Toch had het meiske haar stijf gehouen en lachenterend geantwoord:
- Trouwen! Eer ik zal trouwen, zal daar nog veel water door de Maas lopen!
Per ongeluk had ze op de pootjes van een van de kuikskes getreden, die met de klokkin achter de stoof zaten, en toen, toen had ze zelfs een driftige stoot in haar zij gekregen.
- Onnut, ziet ge dan uit uw ooggaten niet? had de kawaai gegrold, erger alsof ze een hond was geweest.
Waarheid was het, dat ze haar beuzigheid ook op den ouwe knecht poog uit te werken, die nochtans de beste lubben van de wereld was. Hij stond met een boonroe vóór de oven en roerde en stookte en kaarde, maar ten langen leste was hij 't bakhuis uitgelopen onder 't roepen van:
- Bazin, hoort, dat duvelen moet gedaan zijn! Gij deugt in uw lijf niet! Al kwam daar een engel uit de hemel, nog zou hij de oven niet naar uw zin kunnen heten! Word ik te oud, goed, maak mijn rekening dan maar.


Een paasblijde stemming

Toen 's anderdaags het werk onder de voeten uit was, gooide de moeder weer zelf op om vree te maken, en pas had ze de paasklok horen luien, of ze sprong op van haar stoel en begost te roepen
- Belleke, ik ben niet vals meer!
Het meiske schoot in een scherpe kicherlach, en antwoordde:
- Ik ook niet, moeder.
Maar inwendig dacht zij er toch bij:
- Ik zou algelijk niet geerne hebben dat alle weken goeie weken waren gelijk deze!
Op die korte tijd had ze zich laten voorstaan dat ze te veel was in huis. In alles wat haar moeder dee of zei, meende ze stof tot misnoegdheid te zien. Toen ze haar aan haar man hoorde vertellen dat ze nu krek vijftien jaar geleden, haar eerste paaseieren voor hem geverfd had, - ongenadig schone moesten het geweest zijn! en dat ze daarna geen drij weken meer gewacht hadden om naar de pastoor te gaan, toen lei Belleke haar mikboterham dal en dacht in haar eigen:
- Zou ze dat nu weer zeggen om mij te krenken? Moet ik ook paaseieren voor mijne karessant verven?
Het wist dat brave meiskes alleen dán paaseieren aan de jongens geven, als ze wijd doorgevrijd zijn, als ze aan 't leste blad van de boek gekomen zijn, gelijk in Hocht gezeid wordt.

- Ge moet ze maar laten kallen, troostte Noeleke, dat beter van vergeten was als zij. Ze heeft daar geen erg in: 't is maar met los poeier dat ze schiet.
Belleke bleef pratten.
Ook haren ta was sinds enige tijd dezelfde niet meer, dat zag ze wel aan zijn ogen en aan zijn manieren, en ze begreep de waarheid van het spreekwoord:
- Die een stiefmoeder heeft, heeft ook gauw een stiefvader!


Een keike in de kop

Van treuren of dromen had ze nochtans nooit gehouen en van lang nadenken ook niet. De droefheid liet ze niet aan zich komen, en gebeurde het aleens dat ze onder 't melken of putten de kop liet zakken, dat was maar voor een amerij en eindigde gemeenlijk met een blije schetterlach. Wat ze verlangde, verlangde ze sterk, veel sterker als andere lui, en bonk was ze veerdig met een besluit, al had ze 't haar menige keer moeten beklagen. Ieverig als een konijnke, blijgeestig, door en door goed, maar zie, die losheid was een lak, een groot lak.
- Niemand is volmaakt als Onze Lieve Heer, zei het oud knechtje altijd. Wat wispelachtig is Belleke, wat eigenzinnig, - ze heeft een keike in de kop! Ge weet hoe die van de hele familie zijn.
Ook in dit geval was ze seffens met haar antwoord veerdig geweest. Ze wou niet nagaan dat haar moeder drij ovens vlaai had moeten bakken, - dat verschillige hinnen krek uitgescheien waren met leggen, al zegt het spreekwoord dat ze in de paasweek veel beter leggen als anders, - dat de rooie éénwinter zich enen hoorn uitgestoten had tegen de krib en dat ze hem te Tongeren onder de prijs hadden moeten verkopen. In de plek van dat alles aan te nemen, kroop Belleke de hooistal op, keek aan 't duivenhuis in, ging op de beddenplank zitten met de handen in de zijen , liep zingend de boomgaard in - en sprak, ten langen leste, kort en goed, met een vast besluit:

- Voor mij moeten ze geen zoere gezichten maken! Eer het vier maanden van hier is, heb ik ene man!

__________________


Wil je graag de volledige novelle lezen, dan volstaat het om een mailtje te doen via het adres hieronder.



Heeft u aanvullende informatie, vragen of opmerkingen?
Mail gerust naar reacties@hoeseltvrugger.be