|
|||||||
|
Archief Uit de volksmond | December 2015Het Motu Proprio, een kerstverhaal van Lambrecht LambrechtsEven vooraf...Het zingen zat de jonge Lambrecht in het bloed. Zijn muzikale ooms en neven Lambrechts zongen in de kerk, onder leiding van oom Jan. Lambrecht zong als kind zo ontroerend mooi en was zo geboeid door muziek, dat zijn ouders hem vanaf zijn zeven jaar lessen notenleer en klavier lieten volgen bij Cornelis Moens, schepen-secretaris en koster-organist van Werm. Ondertussen mocht Lambrecht in Hoeselt bij pastoor Henderix op een lage clavecimbel gaan spelen en kreeg hij oefenlessen op een oud spinet van koster-organist Peters. Toen het spinet van de koster het had begeven begon Lambrecht liedjes op te tekenen uit de mond van de Hoeseltse 'volksjongens'. En op zekere dag kocht vader Lambrechts bij een openbare verkoop, vermoedelijk van bezittingen van Ter Bosch, een piano, die Lambrecht in één van zijn verhalen 'de trots van het kleine veldkasteel' noemde. Lambrecht droomde ervan een groot zanger te worden, maar zijn vader wenste dat hij onderwijzer of regent werd. In de Brugse normaalschool, waar ook zijn literaire en muzikale aanleg vastere vorm kregen, haalde hij in 1887 het diploma van regent. Voorlopig zonder vaste betrekking, kreeg hij in Luik een degelijke opleiding in de zangkunst. In de novelle 'Het Motu Proprio' wekt hij de indruk dat dit gebeurde tijdens zijn legerdienst. De novelle Het Motu Proprio werd gepubliceerd in 1922 maar is gebaseerd op een belevenis in december 1902, toen Lambrecht Lambrechts, na een afwezigheid van acht jaar, met kerstmis als solozanger optrad in de kerk van Hoeselt. Pastoor Kerkhofs, die eerst een verwoed tegenstander was van de moderne Vlaamse Kerkmuziek had zich bekeerd en Lambrecht uitgenodigd om de kerstmissen te komen opluisteren. In een brief van 11 januari 1933 schreef Maria Vandendoorne, Lambrecht's echtgenote, aan Frans de Vleeschouwer, een intieme vriend van haar inmiddels overleden man: "Mijn man zong in de kerk van Hoeselt, op de hoogdagen. Op Kerstdag zong hij om 5 u. ‘s morgens. Vrouwen weenden dan. Vóór 5 u. trokken wij door het donkere dorp: moeder, mijn man en ik, en de meid voorop, naar de verlichte kerk... zo spookachtig dat ik het nog niet kan vergeten. |
||||||