|
|||||||
|
Ach zo zat datAls een nieuwe Heer zijn opwachting maakt ...
Hoeselt en Althoeselt werden vroeger altijd in één adem vernoemd als een Luikse gemeente die toebehoorde aan de Luikse bisschopstafel.
Die bisschopstafel stond in voor het beheer van de goederen en rechten die behoorden tot het eigen bezit van de prins-bisschop en waartoe onder andere Hoeselt en Althoeselt behoorden. De inkomsten uit die bezittingen waren exclusief voorbehouden voor de private uitgaven van de prins-bisschop. Je zou kunnen stellen dat uit de kas van de bisschopstafel eten en drinken, kleding en verwarming, de was en de plas voor de prins-bisschop werden betaald.
Hoeselt bracht de prins-bisschop aardig wat op!
De inkomsten waren van tweeërlei aard:
Geen Heer, wel een kelleneer Een Heer in de gangbare zin van het woord had Hoeselt niet. Tenzij, zo men wil, zijn hoogheid zelve. Het prinsbisschoppelijk gezag werd hier vertegenwoordigd door een kelleneer of keldermeester. In eerste instantie beheerde de kelleneer de rechten van de prins-bisschop als grondheer: hij zorgde ervoor dat iedereen zijn cijnzen en erfpachten betaalde, dat de gronden tijdig verpacht werden en de huurgelden werden betaald. Zijn vergoeding bestond uit een percentje op datgene wat door hem geïnd werd. Anderzijds moest er ook op toegezien worden dat de 'heerlijke rechten' van de prins-bisschop gevrijwaard bleven, en dat de prins-bisschop op dit punt ook een aanspreekpunt had in de gemeente. Dit ambt werd de villicatura of villégiature genoemd. De ambtenaar van dienst genoot weliswaar een grote eer, maar kreeg daarvoor slechts een klein pensioentje. Meestal cumuleerde de kelleneer beide functies. Aan deze wijze van besturen, die eeuwenlang geduurd had, kwam in 1619 een einde. Toen in 1612 Ferdinand van Beieren als prins-bisschop in Luik op de troon kwam veranderde de manier van beheer en bestuur van een groot aantal gemeenten en domeinen die afhingen van de bisschopstafel grondig. En dat gold niet alleen voor Hoeselt en Althoeselt. Ferdinand vertoonde heel wat despotische trekjes en zette vanaf zijn aantreden in 1612 alles in het werk om komaf te maken met een vrij democratisch bestuur dat de Luikenaars in 1603 hadden weten af te dwingen van zijn voorganger prins-bisschop Ernst van Beieren. De vurige stede pikte dit optreden van haar prins-bisschop niet. Al vrij snel namen de Luikse gilden het voortouw in een campagne, waarbij men poogde de prins-bisschop en het prinsbisdom op droog zaad te zetten, door een stelselmatige weigering om belastingen te betalen. De acties van de Luikenaren hadden succes, want om toch maar wat geld te krijgen in zijn steeds leger wordende schatkist, zag Ferdinand geen andere uitweg dan vanaf 1619 heel wat leningen aan te gaan waarbij hij hele gemeenten en domeinen in pand gaf. De geldschieters, die zo de heerlijke rechten van een gemeente in pand kregen mochten zich pandheer of tijdelijk heer noemen Zo ging onze landheer, de prins-bisschop van Luik, aankloppen bij de Landcommanderij van Alden Biesen voor een lening. In ruil daarvoor kreeg de landcommandeur de heerlijkheid Hoeselt in 'pandleen'. Emondt Huyn van Amstenraedt werd zo de eerste van drie opeenvolgende landcommandeurs van Alden Biesen, die de titel gevoerd hebben van Heer van Hoeselt. Drie landcommandeurs van Alden Biesen Landcommandeur Emond Huyn van Amstenraedt diepte 2.000 rijksdaalder of 8.000 gulden op uit de geldkoffer van de Duitse orde en leende ze uit aan de de prins-bisschop. Tót op de dag van terugbetaling zou de landcommandeur zich (pand)heer mogen noemen van Hoeselt en er de heerlijke rechten genieten, met inbegrip van de justitie en haar inkomsten. Anders gezegd: hij kreeg de heerlijkheid Hoeselt in pand. Omdat een jaar later de geldhonger van de prinsbisschop nog niet gestild was, deed hij opnieuw een beroep op de medewerking van de landcommandeur. Het onderpand dat hij deze keer aan Huyn van Amstenraedt aanbood was veruit belangrijker dan de Heerlijkheid Hoeselt. Het waren zijn prinsbisschoppelijke rechten als grondheer van Hoeselt; ook wel het recept van Hoeselt genoemd. De jaaropbrengst die de landcommandeur hieruit te verwachten had lag dan ook beduidend hoger dan datgene wat hij uit de rechten als Heer van Hoeselt zou kunnen optrekken. Het bedrag van de lening die daartegenover stond was dan ook navenant: 12.000 rijksdaalder of 48.000 gulden! De prijs voor het recept of voor de kellerij lag bijgevolg 6 keer hoger dan deze van de heerlijkheid ... Wat de landcommandeur precies inspireerde om deze leningen toe te staan aan de prins-bisschop: een ruggesteuntje voor het despotisme van Ferdinand van Beieren of simpelweg uitzicht op puur gewin, laten we in het midden. De landcommandeur voegde met graagte de titel heer van Hoeselt en Althoeselt toe aan zijn titulatuur. En misschien deed hij het precies om die titel te bekomen? De deal tussen de prins-bisschop en de opeenvolgende landcommandeurs zou blijven bestaan tot in 1683 de geleende sommen werden terugbetaald. Emondt Huyn van Amstenraedt stierf in 1634 en werd een maand na zijn overlijden als landcommandeur opgevolgd door Godfried Huyn van Geleen, zijn verre neef. Godfried was niet alleen voorbestemd tot een carrière in de Duitse Orde! Als generaal-veldmaarschalk van het Duitse Rijk nam hij méér dan actief deel aan omzeggens de hele Dertigjarige Oorlog. Hij streed o.a. aan de zijde van Johan van Werth, wiens troepen soms wel erg gewelddadig optraden en bijvoorbeeld in 1636 heel Bilzen platbrandden! In de loop van de oorlog werd aan Godfried Huyn, wegens militaire verdiensten, de titel 'graaf' toegekend. Deze man -druk bezig met oorlog voeren- verscheen pas in 1638 in Alden Biesen. Van deze gelegenheid maakte hij tegelijk gebruik om naar Hoeselt te komen om er de heerlijkheid officieel in bezit te nemen. Hoeselt, woensdag 18 april 1638Tot zover de 'blijde intrede' van Godfried Huyn van Geleen, zoals ze in het register van de schepenbank genoteerd staat. Nochtans was de ceremonie daarmee niet afgelopen. Het vervolg van dit feestelijk gebeuren was echter niet meer de zaak van de schepenbank en werd bijgevolg niet schriftelijk 'verslagen'. Nu moest de nieuwe heer nog vereerd worden met een cadeau. Ook dat was -zoals later zal blijken- een 'oud' gebruik. In de 18de eeuw bestond de verering van de nieuwe heer uit de schenking van een behoorlijke som geld, afkomstig uit de gemeentekas en dus betaald door de inwoners. Was dat in 1638 ook al zo? Of ging het om een feestmaaltijd? We weten het niet. Men kan zich afvragen of de heer ook een tegenprestatie leverde. Een tournee generale? Een volksfeest? Eenentwintig jaar later, bijna twee jaar na de dood van Godfried Huyn, nam de volgende landcommandeur - Edmond Godfried von Bocholtz - op 30 juni 1659 volgens exact dezelfde ceremonie de heerlijkheid Hoeselt in bezit. De overeenkomst tussen de prins-bisschop en de landcommanderij Alden Biesen werd in 1683 beëindigd door de terugbetaling van de uitgeleende kapitalen. Opnieuw nam een afgevaardigde van de prins-bisschop in Hoeselt het bestuur waar ... Niet dat het veel verschil maakte. Naar alle waarschijnlijkheid kwamen de landcommandeurs na het 'in bezit nemen' van de heerlijkheid nooit meer naar Hoeselt. Ook zij lieten de zaak over aan een ambtenaar! ...tot in 1706, na veel gelobby, een Luikse Hoeselaar - of een Hoeseltse Luikenaar? - zijn grote wens in vervulling zag gaan: hij werd pandheer van Hoeselt en Althoeselt! wordt vervolgd Heeft u aanvullende informatie, vragen of opmerkingen? |
||||||