|
|||||||
|
In steen, hout en goudS' SCABINORUM VILLE DE HOESELT, het zegel van de schepenbank van Hoeselt
Het zegel, linksboven op elke pagina van deze website, is het logo van de Hoeseltse Geschiedkundige Studiegroep.
Het is het oudste -nog bestaande- zegel van de schepenbank van Hoeselt. Het bruine lakzegel, met een doorsnede van 3,5 cm, is gehecht aan een perkamenten oorkonde van 16 augustus 1385. De randtekst luidt: S'[igilum] scabinorum de Hoeselt zegel van de schepenen van Hoeselt.
De schepenbank
De heerlijkheid Hoeselt behoorde van oudsher toe aan het Sint-Lambertuskapittel van Luik. Het kapittel organiseerde er de rechtspraak en het plaatselijk bestuur. De vertegenwoordiger van het Luikse gezag in Hoeselt was de schout. Hij moest zorgen voor rust en orde en zag er op toe dat de wetten van het prinsbisdom Luik werden toegepast. Uit dien hoofde zat hij ook de schepenbank voor. De plaatselijke rechtbank of schepenbank bestond uit zeven schepenen die door de prins-bisschop, als heer, werden aangesteld. Meestal werden ze gekozen uit de plaatselijke burgerij. De taak van de schepenbank was drieledig:
De oorkonde Allen luyden die desen openen brief sien zuelen ende horen lesen sy condich ende kenlic dat...Een oorkonde was een akte van kennisgeving, de schriftelijke neerslag van een overeenkomst - een koop, schenking, afspraak, enz... Ter bevestiging van de echtheid of de waarheid van de inhoud hechtten de betrokkenen of de getuigen hun zegel aan de oorkonde. Deze specifieke oorkonde had als onderwerp de verkoop van een erfelijke korenrente die gehypothekeerd was op gronden onder Hoeselt. Koper en verkoper woonden allebei in Tongeren, maar omdat de onderpanden, namelijk de gronden, gelegen waren onder de jurisdictie Hoeselt moest de transactie gebeuren voor de schepenbank van Hoeselt. Een nota op de achterkant van de oorkonde vermeldt dat de korenrente jaren later in het bezit kwam van het Sint-Jacobsgasthuis van Tongeren. Bij verkoop of overdracht werd vaak de originele verwervingsakte mee doorgegeven. Dit verklaart hoe de oorkonde, waarin de naam van het gasthuis niet genoemd wordt, toch voorkomt in het fonds van deze instelling. Meestal zegelden de aanwezige schepenen met hun eigen zegel. Maar bij deze transactie waren alle zeven schepenen én de schout aanwezig en werd er gezegeld met het zegel van de schepenbank, of zoals ze het zelf uitdrukten: Ende wy schepenen van hussilt voerg[enoemd] hebben in getuygenisse der zaken voerscreven onsen gemeynen zygel van onsen schependome aen ghehangen desen openen brief.Schout en Schepenen Allen luyden die desen openen brief sien zuelen ende horen lesen sy condich ende kenlic dat voer ons Willem Kelneers als schoutit, Willem van Grymertingen, Gheryt vanden Edelbamde, Lambrechte Hugen soen van Werme, Heynric Johans soen vanden Nederode, Johan Gruwel van Authussilt, Johan Reyners soen ende Willem Reyners soen, schepenen inden dorpe te Hussilt comen syn in honnen properen persone eersame ende bescheiden lude Obricht Cobaerts van Tongren op deyn zide ende Aernt Kempeneer Aernts soen...De in de oorkonde genoemde schout en schepenen waren op één uitzondering na allen inwoners van Hoeselt of Althoeselt. Schout Willem Kelneers behoorde tot de belangrijkste familie van Hoeselt. Hij bezat o.a. een groot deel van het Gansteren, met andere woorden het hof van Ganshorne. Schepen Willem van Grymertingen was een telg uit het riddergeslacht van Grimmertingen. Grimmertingen is het stukje Hoeselt, omgrensd door Buckinxlinde, Biesen, Leten, Bilzen en Droogbroek. De ridders van Grimmertingen woonden in het "hof van Grimmertingen" waaraan een cijnshof verbonden was én een molen: de Modde- of Motmolen. Schepen Gheryt vanden Edelbamde was één van de vooraanstaande ingezetenen van Althoeselt. Hij was er heer van het cijnshof van den Edelbamd. Schepen Lambrechte Hugen soen van Werme was een interessante figuur. Lambrecht van Werm, ook Lambrecht Hugen genoemd, was een armiger - een man van wapenen, een krijgsman - en hij stamde af van de heren van Werm. Lambrecht werd gevangen genomen in de slag bij Baesweiler (ten noorden van Aken), die in 1371 een einde maakte aan de oorlog tussen Brabant en Namen enerzijds en Gulik en Gelre anderzijds. In die oorlog streed Lambrecht onder de vlag van Diest, dus aan de zijde van Brabant. Nadat hij was vrijgekocht werd hij vermeld als burger van Tongeren. Hij had bezittingen in Werm, Eigenbilzen, Widdingen (onder Kuttekoven/Rullingen) ... Schepen Heynric Johans soen vanden Nederode (de Neder) behoorde tot de familie van Nederrode die in de betreffende periode vrij uitgebreid was. Hij is enkele keren vermeld als bezitter van gronden in Nederrode en omgeving. Schepen Johan Gruwel of Grule woonde in Althoeselt en lijkt een nauwe band te hebben gehad met de Duitse Orde (Alden Biesen): in 1371 verdedigde hij de belangen van de Orde voor het allodiaal hof in Luik. Johan leefde nog in 1393. Zijn zoon Peter werd in 1378 kanunnik in het Onze-Lieve-Vrouwkapittel van Tongeren en kreeg daar, tezamen met andere kanunniken, in 1397 een terechtwijzing wegens zijn deelname aan kansspelen! Schepenen Johan en Willem, de zonen van ene Reyner, zijn de minst bekenden in de reeks. In de oorkonde worden ze niet aan een specifieke plaatsnaam gelinkt - maar er is wel verwezen naar hun bezittingen opt Morlo ... Het één en het ander maakt duidelijk dat ze niet van ergens anders, maar wel van Hoeselt waren. Hoeselts erfgoed Zegels van schepenbanken zijn vrij zeldzaam, zeker goed bewaarde zegels uit de 14de eeuw. Dit kleinood mag gerust gerekend worden tot de crème van het roerend Hoeselts erfgoed, ook al worden oorkonde en zegel bewaard in het stadsarchief van Tongeren, in het fonds van het Sint-Jacobsgasthuis. Heeft u aanvullende informatie, vragen of opmerkingen? |
||||||