Hoeselt Vrugger   |     Contact   |     Zoeken
 
 

 

In steen, hout en goud

De heilige families van Werm


Wanneer je door de kerk van Werm afwandelt, dan zie je tegen de rechterzijmuur, - wat moeilijk te zien in het tegenlicht tussen twee vensters -, een vrij ongewone schilderij in grauwkleur, waarvan het doek 1,83 meter op 1,40 meter meet.

De afbeelding van de Heilige Familie wordt gezegd. Bij nader toezien stemt die benaming niet helemaal overeen met datgene wat wij traditioneel onder de benaming Heilige Familie verstaan: het gezinnetje van Maria, Jozef en het kindje Jezus.

Om het afgebeelde tafereel te kunnen duiden en om een aanknoping te vinden met de personen die er op afgebeeld zijn, moeten we best eens naar het Nieuwe Testament gaan, en meer in het bijzonder naar het evangelie van Lucas.



Lucas vangt zijn evangelie aan met het verhaal over Zacharias. Zacharias was een doodbrave priester, die in Judea leefde. Hij en zijn vrouw Elisabeth (want een celibaatsverplichting bestond toen nog niet …) hielden zich strikt aan de geboden en aan de wetten van God. Op een of andere manier waren Zacharias en Elisabeth bloedverwanten van Anna, - de heilige -, de moeder van Onze-Lieve-Vrouw.
Gabriël verschijnt aan Zacharias
Op een dag verscheen de aartsengel Gabriël aan Zacharias om hem de geboorte van een zoon aan te kondigen. Zacharias wist niet goed waar te kijken, want Elisabeth was onvruchtbaar en zowel hijzelf als zijn vrouw waren al behoorlijk grijs van haar en behoorden al een tijd tot de klasse van de derde leeftijd. Toen de aartsengel ook nog zijn paternaal prerogatief om zelf aan zijn toekomstige zoon een naam te geven aantastte en daarenboven ook nog kwam vertellen dat die zoon zijn leven lang geen wijn of andere gegiste dranken zou drinken, zette Zacharias zijn rechter ringvinger tegen zijn slaap en draaide zich weg van de hemelse gezant. Gabriël was in zijn wiek geschoten: zo een groot ongeloof kon niet ongestraft blijven. Hij verzegelde Zacharias’ mond en profeteerde dat hij geen woord meer zou kunnen uitbrengen tot op de dag dat Johannes, - want zo wilde God dat de zoon van Zacharias en Elisabeth zou genoemd worden -, zou geboren zijn.

Ondanks het feit dat Zacharias met stomheid was geslagen, werd Elisabeth enige tijd later zwanger en leefde zij de eerste vijf maanden van haar zwangerschap in volledige afzondering.

In de zesde maand van de zwangerschap van Elisabeth stuurde God zijn boodschapper nog eens op pad. Dit keer ging de reis naar Nazareth, naar een jong meisje Maria. Gabriël kwam haar vertellen dat zij zwanger zou worden en een zoon zou gaan baren die zij Jezus moest noemen. Het meisje kon niet zo heel goed volgen, want een man had zij nog niet bekend en van het minnespel was zij nog helemaal niet op de hoogte. De aartsengel had het dan over een overlommering door de Heilige Geest en … Ja, zeg, leg dat grote mysterie van onbevlekt te ontvangen maar eens uit aan een brave en simpele ziel… Enfin, ga maar eens praten met je nicht Elisabeth, dan zul je zien dat voor God niets onmogelijk is. Want ook daar ben ik gaan boodschappen dat zij zwanger zou worden, alhoewel zij al op een ouderdom was gekomen dat dat, biologisch gezien, niet meer mogelijk was. En ook zij, en zeker haar man Zacharias, wilden mij toen niet geloven. Maar ga nu maar eens kijken, zij is al in haar zesde maand …
Lucas verhaalt dan verder dat Maria spoorslags naar Judea trok om haar nicht te spreken. Toen Elisabeth haar nicht de keuken zag binnenkomen, liet zij emmer en bezem staan, het kind sprong op in haar schoot en zij begroette Maria met de woorden: “De meest gezegende ben je van alle vrouwen en gezegend is de vrucht van je schoot.” Op dat ogenblik wist Maria dat Gabriël haar geen blaaskes was komen wijsmaken en dat ook zij zwanger was. Zij dichtte toen het enig mooie Magnificat.

Maria bleef nog 3 maanden logeren bij haar nicht en ging toen terug naar Nazareth. Iets later beviel Elisabeth van een zoon. Haar familie wilde het kind Zacharias heten, zoals zijn vader. Elisabeth zei echter dat hij Johannes moest heten, alhoewel er niemand in de hele familie was die Johannes heette. De nog altijd stomme Zacharias werd erbij gehaald en die schreef in het zand de naam Johannes. God nam toen het slot weg van zijn lippen en zijn tong, zegt Lucas, en hij loofde en prees de Heer.

Met deze wetenschap gaan we nu opnieuw naar het schilderij van Werm. We zitten in de living van het huisje van Nazareth, waar Elisabeth ditmaal op bezoek is bij haar nicht Maria. Hun beider zonen zijn ondertussen geboren en Maria en Jozef zijn terug thuis na hun vlucht naar Egypte. Joannes en Jezus zijn inmiddels al flink uit de kluiten gewassen peuters.
Centraal op het schilderij staat Maria afgebeeld, die Jezus uit zijn wiegje neemt. Links, met de gelaatstrekken van een oudere vrouw, Elisabeth, die de kleine Joannes de Doper op haar schoot houdt. In de rechter bovenhoek kijkt een tevreden Jozef van op een afstand toe. Linksboven houdt een engel (Gabriël ?) zijn beschermende arm over de moeders en hun kinderen.

Volgens de diverse semi-officiële inventarissen zou het hier gaan om een XVIIIe eeuws werk, dat toegeschreven wordt aan een Italiaanse school.

Hoe komt dit schilderij in Werm terecht? En welke sporen vinden we ervan terug in de archieven van de kerk van Werm?

Pastoor Henri Gielen (1773-1783) noteerde in een register (Register der goederen ende incomsten van den armen ende gelucht des dorps Werm voor het jaar 1699...) dat hij 11 stuivers had betaald voor ijzeren haken om het grote schilderij op te hangen. Het ging hem over een schilderij met de afbeelding van de Heilige Familie. Dat schilderij was, op verzoek van pastoor Gielen, aan de kerk van Werm geschonken door de edele Heer Alard, Baron de Heusch van Schalkhoven, in februari 1775. Letterlijk staat er het volgende:
Aen den smit voor ijsere hauvasten aen de groote schilderije: 11 stuyvers.
Noteert dat deese schilderije, sijnde de Heijlige Familie van Christus, door den Eedelen Heer Alard Baron de Heusch van Schalckhoven met haeren raem ten mijnen versoeck gratis aen onse kerck is gegeven ende present gedaen in februario anni 1775.
In 1765 had men in Werm de oude kapel afgebroken en werden de werken aangevat voor een nieuwe kerk. Al op 4 oktober 1766 werd die in gebruik genomen. De plechtige wijding ging pas door op 19 mei 1770 (op die dag werd ook de nieuwe kerk van Hoeselt plechtig gewijd). Pastoor Robijns wilde nog alles er aan doen om zijn nieuwe kerk te bemeubelen en te voorzien van alle nodige ornamenten. Na méér dan 40 jaar pastoraat ontbraken hem echter de fysieke en waarschijnlijk ook de mentale kracht om hiervoor nog op pad te trekken. Bovendien was de kerkkas leeg.

Toen pastoor Gielen in 1773 als nieuwe pastoor aantrad, zat hij nog vol vuur en liep hij kerken en kloosters af om zijn kerk te stofferen en bezocht hij de vooraanstaanden uit de omtrek om wat steun los te peuteren voor zijn kerk.Voornamelijk in Tongeren bij de «ex-jesuiten» kocht hij, tweedehands weliswaar, kerkelijke gewaden en ornamenten op.

In februari 1775 ging hij ook op de koffie bij de kasteelheer van Schalkhoven, baron Alard de Heusch. In 1770 had deze het Hof van Vroliven (Koetsjoeles) en tegelijkertijd ook nog 3/8ste van de heerlijke rechten van Werm gekocht. Met het aandeel van de heerlijke rechten op Werm, dat hij al van zijn moeder geërfd had, mag men gerust stellen dat Alard de Heusch hoofdaandeelhouder was van de heerlijkheid Werm. Redenen te over voor pastoor Gielen om ook bij de baron aan te kloppen en hem te vragen om eens diep in de buidel te tasten voor de kerk van “zijn” Werm.

Maar, in 1775 zat baron Alard de Heusch al enige tijd op zwart zaad en zal hij toen weinig cash in huis gehad hebben om een gulle geste te doen ten bate van de kerk van Werm. Pastoor Gielen hield echter de voet tussen de deur. Hij vond het grote schilderij van de Heilige Familie, die de baron op zijn kasteel hangen had, helemaal niet onaardig. Het zou trouwens niet misstaan in de nieuwe kerk van Werm. En als de baron dan toch geen geld heeft, kan ik hem evengoed om een bijdrage in natura vragen, dacht de pastoor. En zo kon pastoor Gielen dan ook met recht en reden in een kerkregister vermelden dat het schilderij door baron Alard de Heusch ten mijnen versoeck gratis aen onse kerck is gegeven ende present gedaen.

Wie was Baron Alard de Heusch?
Met verve wint hij de prijs van meest dramatische persoon die ooit op het kasteel van Schalkhoven woonde.

Hij werd geboren als Henri Alard de Heusch op het kasteel van Thisnes op 16 juli 1741. Hij was de zoon van Alard Laurent Gilles de Heusch en Anne Françoise Josephine van Eyll. Deze laatste had het kasteel van Schalkhoven geërfd van haar vader in 1732. In 1743 verhuisde gans de familie de Heusch van Thisnes naar Schalkhoven.

Henri Alard kreeg een militaire opleiding. In maart 1762 treffen wij hem aan als onderluitenant van het regiment van Auvergne. In november van datzelfde jaar was hij al opgeklommen tot de rang van kapitein.

Bij het overlijden van zijn moeder op 17 mei 1766, viel het kasteel van Schalkhoven, met hoeve, tuinen, wijer, brouwerij en landerijen hem testamentair toe. En op het einde van dat jaar 1766 trouwde hij met gravin Maria Catharina de Looz-Corswarem. Tussen 1768 en 1771 werd het gezin gezegend met 4 kinderen.
Gans de wereld lag open voor hem.

Oorspronkelijk ging het Alard de Heusch voor de wind: hij verwierf belangrijke onroerende goederen, waaronder, zoals gezegd het Hof van Vroliven Hij wist ook 3/8ste van de heerlijke rechten van Werm af te kopen uit handen van Francois Joseph de Horne. En of het allemaal niet opkon, kocht hij ook nog het erfdeel op van zijn zuster Anne Wilhelmine Thérèse de Heusch.

Vanaf 1773 keerde echter het tij. Alard de Heusch raakte verwikkeld in verschillende processen, die hem in vrij korte tijd zijn ganse vermogen kostten.
  • Op 29 februari 1775 was hij verplicht om de hoeve, achter het kasteel, voor 6 jaar te verpachten aan Lambertus Nijs.

  • Op 29 juli 1775 verhuurde hij voor 9 jaar het kasteel van Schalkhoven zelf aan zijn broer Adriaan Nicolaas de Heusch, kanunnik – niet-priester van de collegiale kerk van Hoei. Deze Adriaan Nicolaas trouwde het jaar daarop met Thérèse Cathérine de Looz-Corswarem en nam zijn intrek op het kasteel van Schalkhoven. Daar was ondertussen Henri Alard en zijn gezin blijven wonen. De luttele huur van 48 gulden die Henri Alard dat eerste jaar ontving, was echter niet meer dan een druppel op zijn hete schuldenplaat.

  • Op 27 december 1776 was het zo ver gekomen dat Henri Alard de Heusch zelfs moest overgaan tot de verkoop van het kasteel van Schalkhoven met 30 bunder grond en van zijn aandeel in de heerlijke rechten van Werm. Nieuwe eigenaar: Jean Barthels, advocaat te Vliermaal. Voorlopig bleven Henri Alard en zijn broer Adriaan Nicolaas in Schalkhoven wonen, om aan de buitenwereld de schijn op te houden dat het kasteel nog altijd niet verkocht was: voor de schande? Of had Jean Barthels willen vermijden dat de familie van de verkopers lucht zou krijgen van de verkoop. Die beschikten immers over een vernaderingsrecht. Familieleden van de verkoper van een onroerend goed hadden het recht binnen het jaar na de verkoop dat verkochte goed zelf aan te kopen. Baron Henri Alard de Heusch was met Jean Barthels een totale koopsom van 43.000 gulden overeengekomen, genoeg om de voornaamste schuldeisers te betalen. Niet genoeg echter om zijn levensstandaard hoog te houden…

Begin 1778 nam Jean Barthels als nieuwe kasteelheer zijn intrek en moesten de gebroeders de Heusch op zoek naar nieuw onderkomen.

Baron Henri Alard de Heusch en zijn jongste zoon scheepten in 1779 in voor Amerika. Hij liet zijn vrouw en de rest van zijn familie alleen achter.
Het feit dat hij nog steeds getrouwd was met gravin Maria Catharina de Looz-Corswarem, belette hem niet om ginds op 16 mei 1790 te trouwen met ene Maria Willis. Na een karig bestaan overleed hij in grote armoede op 30 oktober 1798.

Rest ons nog één vraag. Hoe was Henri Alard de Heusch zelf in het bezit gekomen van het schilderij van de Heilige Familie?

Hiervoor moeten we gaan pluizen in de familiegeschiedenis van de Heusch.
Op 18 juni 1774, een goed half jaar vóórdat Alard de Heusch het schilderij aan de kerk van Werm schonk, dicteerde Adriaan de Heusch, zoon van Ernest Willem de Heusch van de Zangerij zijn testament. Deze Ernest Willem de Heusch was de broer van Alard Laurent Gilles de Heusch, vader van onze Henri Alard.
In dat testament bedacht Ernest Willem zijn «neve Alard de Heusch, verwekt uyt den schoot van vrau Anne Françoise van Eyll» met zijn landgoed van Lantwijck.

Voor ons verhaal is echter belangrijker wat er verder nog in dat testament staat.
Kort naer mijne doodt sullen mijne beste schilderijen, waer van ick niet gedisponeert sal hebben, naer Lantwijck gebracht woorden, om aldaer fideicomis te blijven...
Alhoewel dit geen direct legaat is van de schilderijencollectie aan Henri Alard de Heusch, mogen we er zo goed als zeker van zijn dat de Heilige Familie afkomstig is van Adriaan de Heusch, die op 18 november 1774 overleed.

Een tachtigtal jaren later kwam het schilderij opnieuw ter sprake, en wel op de zitting van de Kerkfabriek van Werm op 11 juli 1855. De kerkmeesters en de pastoor vonden dat de Heilige Familie helemaal niet paste in hun kerk: het was te groot voor het kleine kerkje van Werm, en misschien was het ook wel omdat de grauwkleur weinig decoratief overkwam. In hun overwegingen schreven ze dan ook dat het schilderij eerder een ontsierend dan een versierend effect had in de kerk. Met andere woorden: de heren van de kerkfabriek waren hun Heilige Familie liever kwijt dan rijk.



Zij gaven eerlijk toe dat zij niet het minste benul hadden van de waarde van het doek. Maar van vreemde personen, die het schilderij gezien hadden, hadden zij wel vernomen dat het gemaakt zou zijn door een meesterhand.
Aan de andere kant had de kerk van Werm veel meer behoefte aan ornamenten die belangrijker waren voor de eredienst. De kerk zelf was ook dringend aan herstellingen toe. De nodige centen hiervoor ontbraken echter. En omdat ze toch opgezadeld zaten met een schilderij, dat in hun ogen volkomen misstond in hun kerk, maar dat anderzijds toch een bepaalde waarde had, besloten ze om het doek te verkopen.
In een brief aan de provinciale overheid vroegen zij de toelating voor de verkoop. Tegelijkertijd lieten zij wel weten er de voorkeur aan te geven om het te verkopen aan een of andere overheid.

De beslissing zelf van de overheid ligt ons niet voor. Uit het feit dat het schilderij nu nog altijd in de kerk van Werm hangt, mogen we gerust besluiten dat de kerkfabriek toen geen toelating bekomen had om de Heilige Familie te verkopen.


We hebben aan deze bijdrage de titel gegeven “De Heilige Families van Werm”. Neen, jullie lezen het goed, het is geen drukfout. De kerk van Werm is inderdaad méér dan één Heilige Familie rijk.

In een verloren hoekje van de kerk van Werm hangt er nog een ander schilderijtje, lang niet zo groot als het grote schilderij met Maria en Elisabeth en hun zonen Johannes en Jezus, maar wel veel fleuriger.
Het is geschilderd op een eikenhouten paneel en meet 64 op 50 centimeter. Ook dit schilderijtje zou van de hand van een Italiaanse meester zijn uit de XVIIIde eeuw.
En ditmaal hebben we te doen met een echte Heilige Familie: de Heilige Maria met een rechtstaand Jezuke op haar schoot en een geamuseerd toekijkende Sint-Jozef. In de linker benedenhoek staat een engel die een tinnen bord met pap voorhoudt.

We konden de geschiedenis van het grijs-grauwe schilderij achterhalen omdat dat schilderij zo onhebbelijk groot was. Om het goed te kunnen ophangen was pastoor Gielen verplicht om stevige havasten te gaan laten maken bij de smid. De kostprijs daarvan moest hij vermelden in de boekhouding van de kerkfabriek. Bij die gelegenheid vertrouwde hij – goddank voor ons curieusneuzen – ook aan het papier toe, hoe hij aan dat schilderij geraakt was. Het kleine schilderijtje had geen behoefte aan zoveel omhaal om tegen een muur gehangen te worden: een simpele nagel volstond al… en die zal de pastoor toch wel ergens liggen gehad hebben in zijn schuurke, in een doos met nagels en tratsen.

In het archief van de kerk van Werm is, in tegenstelling met het grote schilderij, nergens iets te vinden dat verwijst naar het bestaan of de herkomst van het kleine schilderijtje. Ook de oude inventarissen van de kerk maken ons niet veel wijzer.
  • In de inventaris van de kerkfabriek van 1838, onder pastoor Petrus Weijns (1784-1844) staat vermeld:
    n° 5. een schone schilderij en 2 kleine.
  • De inventaris, opgesteld door pastoor Gijbels (1854-1879) vermeldt:
    n° 21. eene schilderij verbeeldend de H. Familie
    n° 22. nog twee andere kleinere schilderijen
  • En tenslotte staat in de inventaris van 1883 van de hand van pastoor Gerrets (1879-1901):
    n° 21. … 2 schilderijen …
    n° 40. 3 oude tableaux

We leren hier enkel uit dat er vroeger nog meer schilderijen in de kerk moeten gehangen hebben dan de twee die er vandaag hangen (abstractie gemaakt van het altaarstuk op het hoogaltaar).

Het is wel niet onmiddellijk bewezen of aangetoond, maar we mogen er bijna zeker van zijn dat ook deze kleine Heilige Familie ooit in de schilderijencollectie zat die Henri Alard de Heusch geërfd had van zijn oom, Ernest Willem de Heusch. Het zou heel best kunnen dat, toen pastoor Gielen in februari 1775 in Schalkhoven op de koffie ging bij Baron Alard de Heusch, bij het zien van die rijke schilderijencollectie, gedacht had om maar onmiddellijk genoeg ornamenten te vragen om zijn nieuwe kerk op te smukken. De baron had trouwens toch geen geld en als Heer van Werm mocht zijn bijdrage aan de versiering van de kerk toch wel de moeite waard zijn. En één is géén! Baron de Heusch kon moeilijk weigeren om op de vraag van de vranke pastoor van Werm in te gaan. Noblesse oblige.

Dat zou misschien dan ook een verklaring kunnen zijn voor die andere schilderij(en) die in de inventarissen vermeld staan, maar die er nu niet meer zijn.





Heeft u aanvullende informatie, vragen of opmerkingen?
Mail gerust naar reacties@hoeseltvrugger.be