|
|
Ach zo zat dat
1914-1918 Groot-Hoeselt onder de Duitsche Bezetting - deel 2
In deze tweede aflevering over de bezettingstijd in Groot-Hoeselt komen de gemeenten aan de beurt die vroeger zelfstandig waren: Romershoven, Schalkhoven, Sint-Huibrechts-Hern en Werm.
Ook nu vormen de verslagen die de pastoors na de oorlog inleverden de belangrijkste gegevensbron.
Twee van die parochieherders hielden een oorlogsdagboek bij - en dat blijft na al die jaren boeiende lectuur!
Romershoven, pastoor Michiels
E.H. Firmin Michiels was afkomstig van Halen. In 1912 werd hij pastoor van Romershoven en hij bleef dat tot 1939.
In de oorlogsjaren hield hij een dagboek bij, dat hij, na de oorlog, overschreef in het Registrum Memoriale van de kerk.
In het 'verslag' dat pastoor Michiels na de oorlog indiende heeft hij de meeste van die gegevens verwerkt. Zijn bijdrage is dan ook uitzonderlijk gedetailleerd.
InkwartieringenOok tijdens de bezetting was er geen inkwartiering.
Vanaf 24 augustus 1917, na een klacht door de burgemeester (Arnold Nelissen °1842) over enkele diefstallen, verbleven er drie Duitse gendarmen gedurende vijf dagen in de gemeente; twee van hen overnachtten in de pastorij. Zij hebben niets meldenswaardigs verricht. Kerkelijke diensten en plechtighedenWat de goddelijke diensten en kerkelijke plechtigheden betreft, deze zijn blijven voortgaan als vroeger. Alleen de twee grote processies met het Allerheiligste zijn gedurende de twee eerste jaren geschorst; later werden ze, zonder aanvraag, hernomen.
De eerste maandag van elke maand werd een lijkdienst gezongen voor de gesneuvelden in de oorlog.
Het bijwonen der kerkelijke diensten en het godvruchtig leven bleven ongeveer het zelfde als vroeger. MoraliteitHet algemeen gedrag op zedelijk gebied, dat voor de oorlog als goed mocht beschouwd worden, is in het begin van de oorlog nog verbeterd.
Na enige tijd werd het peil van vroeger weer bereikt, misschien zelfs was het nog wat gedaald.
Diefstallen komen nogal dikwijls voor; de plaatselijke bewoners kunnen er wel in betrokken zijn maar volgens algemeen gevoelen zijn de plichtigen meestendeels in de naburige dorpen te zoeken.
Het opvorderen van granen en veldvruchten heeft de inwoners, die bijna allemaal kleine landbouwers zijn, aangezet tot onjuiste aangiften van de gewonnen oogst. Want: hoe meer men loog hoe voordeliger men er af kwam, terwijl de rechtzinnigen gewoonlijk te kort werd gedaan. Daarbij kwam de verleiding door de hoge prijzen en door het gemakkelijk verdienen van grote sommen met smokkelhandel.
Rechtvaardigheid, naastenliefde en ware godsdienstigheid… waren die begrippen niet een beetje op een dwaalspoor geraakt? OnderwijsDe lessen in de school, die een gemengde gemeenteschool is, werden tamelijk goed bijgewoond.
[Voor zo'n zeventigtal jongens en meisjes was er één meester, meester Groven, en één klaslokaal!] Wegvoering naar Duitsland14 november 1916, alle mannen van 17 tot 55 jaar werden opgeroepen om zich in Tongeren te melden met mogelijk vooruitzicht naar Duitsland te worden overgebracht.
Uitgezonderd waren de geestelijken, de beambten, de leden van de bevoorradingsdienst en het steunkomiteit. Hún eenzelvigheidsbewijs had enige dagen eerder een stempel gekregen.
Tijdens die voorafgaande dagen heerste er veel kommer in de huisgezinnen, het werk lag meestal stil. 't Was ongeveer dezelfde gemoedsgesteltenis als bij het begin van de oorlog. Op de gestelde dag trokken de opgeroepenen weemoedig naar Tongeren, vol achterdocht nopens het hun beschoren lot. Toen werd het doods in het dorp: niemand op straat, men bleef binnen in huis, men bad voor de wederkomst van de vader, de zonen, de broers. Uren schenen dagen. Maar, goddank, 's namiddags hadden bijna allen het geluk hun dierbaren weer te zien.
Slechts één bleef er achter: Jozef Cox. Hij werd onmiddellijk naar Duitsland weggevoerd.
Jozef Latet mocht huiswaarts keren op voorwaarde dat hij ten dienste van de Duitsers in Belgie zou werken. Enkele dagen later moest hij vertrekken naar Gouvy in Luxemburg. Na een maand kwam hij in verlof en kreeg daarna de toelating in Romershoven te blijven.
Op 19 april 1917 keerde Jozef Cox terug uit Duitsland, waar hij, naar zijn zeggen, veel ellende heeft geleden wegens honger, koude en mishandelingen. OndersteuningswerkenOm de nood, veroorzaakt door de oorlogstoestand, te leningen werd een plaatselijke noodcommissie opgericht, afhankelijk van het gewestelijk Komiteit van Bilzen.
De verschillendie afdelingen waren:
Voeding, Onderstand, Kledingsdienst, Geneeskundige dienst, Hulp aan de families van wie de steun of kostwinner in het leger is, Schoolsoep voor alle kinderen van 3 tot 14 jaar, Vergoeding aan werklozen, Steun aan Franse uitgedrevenen.
Voor de bevoorrading werden de levensmiddelen door de eigenaars van paarden beurtelings in Bilzen afgehaald.
De ingeschrevenen op den Onderstand en in het Werklozenfonds waren in 't begin nogal talrijk. Maar wie ernstig naar werk wilde uitzien vond lichtelijk bezigheid in het landbouwbedrijf. Het werklozenfonds werd weldra geschorst.
De klompenmakers, talrijk in deze parochie, en al degenen die maar enigszins aan landbouw deden, zagen hun inkomsten snel stijgen. Haast alle kleine landbouwers verdienden meer geld dan vroeger; de enkelen, van wie het bedrijf meer uitgestrekt was, vermeerderden hun fortuin in nogal ruime mate. Vandaar dat het aantal ondersteunde gezinnen al vlug sterk verminderde.
Armoede is er niet veel geleden. Daar waar gebrek heerste werd dadelijk voldoende hulp verschaft.
In de kerk zijn meerdere keren geldinzamelingen gehouden, zoals ten voordele van de Polen, de Litouwers, de oorlogswezen… en ook ter beschikking van Zijne Hoogweerdigheid den Bisschop. Hieraan hebben de parochianen altijd milddadig bijgedragen. Er zijn ook giften ingezameld om een jaarmis te stichten voor de gesneuvelden in de oorlog, én om een schone ciborie aan te kopen die op 8 december 1918 werd aangeboden als dankbetuiging ter gelegenheid van het vijftigjarig jubelfeest der toewijding van België aan het H. Hart. [zie ook verder] OorlogsbelastingenOorlogsbelastingen zijn hier niet geheven maar menige landbouwer werd in boete geslagen voor onvoldoende of te laattijdige inlevering van graan of boter. OpeisingenEr zijn opeisingen geweest van pikdraad, koper, enz.
Op de pastorij heeft men de koperen waterpomp en de vensterknoppen doen inleveren. Voor de pomp werd 15,75 fr betaald, voor de vensterknoppen niets.
Er zijn op het grondgebied der gemeente een hoeveelheid Canada-bomen opgeëist die meestendeels toebehoorden aan vreemde personen.
De eigenaars van paarden moesten de aangeslagen bomen leveren in de zagerij van Mr. Eugène Huygen in Hoeselt.
De bomen die toebehoorden aan de Kerkfabriek werden niet aangegeven. Zij zijn behouden gebleven.
Nu en dan, in de periode 1916-1918, zijn paarden opgeëist, zodat er tezamen tien paarden werden meegenomen.
De paarden werden geleverd door Frans Voets, de weduwe Voets-Vrancken, het gezin Hansen-Wellens, de weduwe Wagemans, Antoon Bollen, Frans Crommen, Willem Jamaers, Hendrik Verjans, Alfons Verjans en Hendrik Vandebroek.
De vergoeding schommelde, naar gelang de leeftijd en de conditie van het paard, tussen de 700 fr. en 1350 fr. De Franse vluchtelingenOp 5 november 1918, in de voormiddag, kwamen er 116 Franse uitgedrevenen in de gemeente aan, om hier gehuisvest en gevoed te worden. Dit was geen klein werk in onze betrekkelijk kleine gemeente met haar te kleine en slecht gemaakte woningen.
De veldwachter, L. Crommen, deed zijn best om huisvesting te bezorgen en de E.H. pastoor zorgde voor voeding door een keuken in te richten, enz.
Na verloop van twee maanden waren de Fransen allemaal naar hun vaderland wedergekeerd. De schielijke aankomst van die ongelukkigen verwekte wat afschrik, vandaar dat sommige inwoners een zekere terughoudendheid vertoonden. Maar na enkele dagen ging alles opperbest.
Deze Fransen waren allemaal personen van mindere stand, weinig geletterd, ze spraken gewesttaal, waren weinig godsdienstig en nogal los van zeden. Hun verblijf hier was, ten opzichte van onze godsdienstige bevolking, niet wenselijk. Enige Fransen toonden zich dankbaar, vele anderen waren altijd ontevreden.
Het einde van de oorlogTerugtocht van de Duitse troepen:
Rond de 20ste november 1918 zijn Duitse soldaten op terugtocht driemaal komen inkwartieren. Zij vernielden tamelijk veel graan: ze haalden bij de inwoners ongedorsen stro om op te slapen en ongedorsen haver om aan hun paarden voor te werpen.
Hier en daar hebben zij ook wat meer meegenomen. Zoals een kar bij Hendrik Verjans, een kar bij Arnold Nelissen, een kar bij Louis Ketelslegers, een hondenkar bij Jan Baer, een paard bij Hendrik Vandebroek, een vet varken bij Lambert Verjans, ook één bij Lambert Willems en één bij Frans Voets, beddekens op de pastorij.
Ze hebben allerhande zaken aan de inwoners verkocht zoals kaarsen, schoeisel, kleren, enz.
Ze sloegen veel geweren aan stukken en wierpen schietvoorraden weg. Dit laatste had tot gevolg dat vele personen en ook kinderen in het bezit kwamen van schietpatronen waarmee al te lichtzinnig werd omgegaan, tot er weldra een ongeluk gebeurde…
Op 9 december werd een kind, Frans Raskin, 7 jaar oud, door een stuk van een patroon die hij afsloeg, getroffen in het bovendeel der borst nabij de keel, de dood volgde na enige minuten.
Terugkeer van het Belgisch leger:
Wegens de afgezonderde ligging van onze parochie is er in Romershoven geen intrede of doortocht geweest van Belgische of Verbondene legers.
De soldaten uit de parochie zijn vrij snel hun families komen opzoeken met grote belangstelling en vreugde tot gevolg. Ook onze krijgsgevangenen keerden weldra uit Duitsland terug. Drie soldaten bleven achter: ze lieten hun leven in dienst van het Vaderland.
Als dankzegging voor de bevrijding werd een plechtige mis gezongen ter ere van het Allerheiligste Hart van Jezus. Tot blijvend aandenken is een vergulde ciborie gekocht en een jaarmis gesticht voor de gesneuvelde Belgen. Soldaten uit de parochie RomershovenMichiel Cox, zoon van Jan, soldaat, krijgsgevangen gemaakt te Luik, gezond weergekeerd
Pieter Crommen, zoon van Lambert, vrijwilliger, krijgsgevangen gemaakt te Luik, gezond weergekeerd
Frans Crommen, zoon van Lambert, vrijwilliger, krijgsgevangen gemaakt te Luik, gezond weergekeerd
Louis Donné, zoon van Paul, soldaat, krijgsgevangen gemaakt te Luik, gezond weergekeerd
Frederik Donné, zoon van Paul, klas 1914, overleden aan griep te Brugge 6 november 1918
Jozef Hanssen, zoon van Jan, soldaat, werd tweemaal gekwetst; gezond weergekeerd
Louis Hendriks, zoon van Cornelis, soldaat, krijgsgevangen te Luik, gezond weergekeerd
Jan Hendriks, zoon van Cornelis, soldaat, krijgsgevangen te Luik, gezond weergekeerd
Emiel Ketelslegers, zoon van Jan, soldaat, krijgsgevangen te Luik, gezond weergekeerd
Frederik Menten, zoon van Paul, soldaat, krijgsgevangen te Luik, gezond weergekeerd
Jozef Mercken, zoon van Jan, soldaat, gesneuveld aan den Yzer, oktober 1914
Jozef Vanderlinden, zoon van Willem, soldaat, gezond weergekeerd
Jan Milissen, zoon van Jan, klas 1914, gezond weergekeerd
Daniel Panjaer, zoon van Mathijs, klas 1914, gezond weergekeerd
Jozef Raskin, zoon van Jan, vrijwilliger, overleden aan ziekte 22-12-16, begraven te Avon
Emiel Verjans, zoon van Lambert, soldaat, krijgsgevangen te Luik, gezond weergekeerd
Jan-Lambert Voets, zoon van Antoon, vrijwilliger, krijgsgevangen te Luik, gezond weergekeerd
Hubert Willems, zoon van Pascal, soldaat, krijgsgevangen te Luik, gezond weergekeerd
Jan Hanssen, zoon van Willem, soldaat, krijgsgevangen te Luik, gezond weergekeerd
[In deze lijst, opgesteld door pastoor Michiels, ontbreken enkele oudstrijders]
Schalkhoven, pastoor Claessen
Pastoor Claessen (1879-1935) was afkomstig van Neerpelt.
Hij was pastoor in Schalkhoven van 1914 tot 1923.
Kerkelijke diensten en plechtighedenOp de 18de juni 1918 's avonds had er voor de hier ingekwartierde Duitsers een plechtig lof plaats, voorgegaan door een katholieke Duitse priester. Er waren ongeveer 60 aanwezigen; velen kwamen uit de hier omliggende dorpen.
De priester predikte over het H. Hart. Daarna lof en zang… en daarna gingen er ongeveer 20 te biechten en te communie.
De andere dagen heb ik nooit een Duitser in de kerk gezien.
Er heeft dus maar één keer een Duits lof in mijn kerk plaats gehad, want wij hebben slechts 14 dagen de Duitsers hier gehad.
Wij hebben gedurende de oorlog al de kerkelijke diensten gedaan zoals vroeger - behalve de processies met het Allerheiligste.
De diensten werden altijd bijgewoond op stichtende wijze.
Wij hebben veel gebeden. Er zijn veel algemene H. Communies opgedragen om bescherming te bekomen en voor vrede. Vooral de maanden maart, mei en juni werden flink gevierd en allen naderden gedurende die maanden tot de H. Tafel. Meestal waren dat mijn parochianen, waaronder al de jongelingen van 14 tot 30 jaar.
Op 3 uitzonderingen na hebben zij ieder jaar de 7 zondagen van St. Jozef gevierd; het is te zeggen: hebben zij 7 opeenvolgende zondagen gecommuniceerd.
Het aantal communies...
In 1914 - 5.523
in 1915 - 8.150
in 1916 - 8.200
in 1917 - 9.700
in 1918 - 12.300
Dit is zeker een schoon getal op een bevolking van 280 communiekanten.
De Plechtige H. Communie van de kinderen had jaarlijks plaats op Passiezondag. Elk jaar, zoals ook eerder, namen er zo'n 10 kinderen deel aan de plechtigheid.
De diensten voor de gesneuvelden op de 1ste maandagen van de maand werden goed bijgewoond. Ook de openbare biddagen.
In het algemeen zijn de mensen zeer braaf en deftig in de parochie. OnderwijsDe schooltoelagen voor onze vrije aanneembare school kwamen slecht binnen. Wegvoering naar DuitslandEén werkman, een brave jongeling, werd naar Duitsland gevoerd, hij is na 8 maanden teruggekomen. Soldaten uit de parochie SchalkhovenEr waren 12 jongens onder de wapens.
1 vrijwilliger, die gesneuveld is aan de IJzer is begraven in Adinkerke.
1 soldaat is gesneuveld in Luik en begraven te Rétinne.
[Nog twee andere soldaten, geboren in Schalkhoven, zijn in deze oorlog gesneuveld:
* Jozef Lambrechts, van wie de moeder, Anna Maria Verjans, van Schalkhoven was. Jozef woonde later in Wintershoven.
* Victor-Laurent-Joseph Willems, wiens ouders van Sint-Huibrechts-Hern waren. Hun oudste twee kinderen zijn echter geboren in Schalkhoven. Victor verbleef bij het uitbreken van de oorlog in Congo en keerde terug naar België om als vrijwilliger dienst te nemen in het leger. Zijn naam staat vermeld op het-oorlogsmonument van Sint-Huibrechts-Hern.] OpeisingenDe dinsdag na Pinksteren 1918, de kerk was open bij gelegenheid van het 40 uren gebed, zijn 2 Duitsers naar de klokken komen kijken, maar men heeft mij nooit iets gevraagd en men heeft niets meegenomen.
Drie keer heeft men in de pastorij huiszoeking gedaan naar koper, maar niets gevonden. Het koper van de kerk had ik verborgen. InkwartieringenIn de maand juni 1918 waren in bijna alle huizen inkwartieringen. In de pastorij verbleef een feldwebel. In het algemeen gedroegen zij zich kalm en deftig. Ze zijn 14 dagen gebleven. Het einde van de oorlog Bij het terugtrekken der Duitsers hebben wij hier 4 dagen inkwartiering gehad. De laatste dag logeerden er 45 in de pastorie. Alles ging kalm.
In de school lagen er 50. Die hebben daar zeer veel schade aangericht aan de meubels en boeken.
De derde zondag van november 1918 hebben wij allen een Te Deum gezongen in de Kerk - met algemene Communie - om de goede God te bedanken dat wij hier in onze kleine parochie zo goed beschermd en gespaard gebleven waren gedurende die akelige jaren van de oorlog.
Deo Gratias.
Sint-Huibrechts-Hern, pastoor van Cuyck
Godfried van Cuyck was afkomstig van Sittard in Nederlands Limburg. Hij was pastoor van Hern in de periode 1892-1923.
Ook deze pastoor hield een kroniek bij in het Registrum Archivale; de oorlogsgebeurtenissen kregen daarin een belangrijke plaats!
De gegevens die uitsluitend uit de kroniek afkomstig zijn staan in cursief.
OpeisingenOp 23 december 1914 eist de commandant van Tongeren 27.000 kilo stro en 200 flessen wijn; drie dagen later nog eens 4.000 kilo hooi!
Begin 1917
Behalve de marken, die de Duitsers aftroggelen omdat de mensen de opgeëiste hoeveelheid boter niet inleveren en ook vaak niet kunnen leveren omdat de koeien 'droog staan' of onvoldoende melk geven wegens gebrek aan meel, komen ze nu voor de derde maal paarden opeisen. Eerst eisten ze er 3 op, dan 5 en nu weer 3.
Op 20 juni werden we verzocht een vragenlijst in te vullen. Wij moeten het aantal melden van de volgende dieren en goederen: ossen, stieren, melkkoeien, vaarzen boven de 2 jaar, vaarzen van 3 maand oud, stieren en ossen van drie maand tot 2 jaar oud, kalveren onder de 3 maand, schapen, geiten, varkensberen, kweekzeugen, lopers, biggen; de matrassen en kussens, de matrassen en kussens die met wol gevuld zijn...
In oktober 1917 is er een opeising van Canada-bomen. Op aandringen van de president van de kerkfabriek en van dienstdoende burgemeester, had de kerk er vier aangegeven én moeten laten omkappen.
Op 26 oktober 1917 halen de Duitsers bij de dienstdoende burgemeester het geslachte varken uit, voeren het per tram naar Tongeren en smullen het daar op. Daar bovenop kreeg hij - de burgemeester - nog een boete van 200 mark.
In april 1918 hebben de Duitsers de donderroede van de pastorij opgeëist. Die moest op 15 april in Kortessem geleverd worden, zo niet zouden zij ze zonder betaling komen afhalen, wat ook geschied is.
Omdat deze roede toch niet meer in orde was en eerder gevaarlijk voor de pastorie dan veilig, is ze door veldwachter Jozef Nelissen, in opdracht ven de burgemeester, afgenomen en naar Kortessem gebracht.
De 20ste juni 1918 moesten de koperen knoppen van al de vensters, achtentwintig in getal, in Hoesselt geleverd worden. Omdat de pastorij aan de kerk toebehoort, en dus kerkgoed is, heeft de pastoor de 'Stabsoffizier der Metalverzamlstellung' hierop opmerkzaam gemaakt, afwachtend wat ze zouden doen. De 24ste juli is een Duitser de knoppen van de vensters komen afnemen.
De 21ste juni 1918 komt een Duitser aanbellen om de sleutel te vragen van de toren.
De pastoor heeft hem gezegd dat hij de sleutel niet mag geven en heeft dan de volgende protestatie voorgelezen:"Als pastoor van Hern-St. Hubert teken ik met alle kracht verzet aan van enig voorwerp, welk danig ook, aan de kerk van Hern toebehorend - zoals de klokken uit de toren - weg te nemen. Want de klokken zijn plechtig gewijde voorwerpen, bestemd voor de openbare godsverering. In geweten is de pastoor verplicht zorg te dragen voor de bewaring en het behoud van al wat aan de kerk toebehoort, en daarom verzet ik mij nogmaals tegen de heiligschennende roof der klokken". Hij heeft de protestatie aanhoord en een kopie van de protestbrief meegenomen.
[maar dat kon de 'klokkenroof' niet beletten] Levensduurte, nood, steun en liefdadigheid1915. Alles wordt erg duur.
Een zak tarwe kost 130 tot 150 fr, de rogge 80 fr.
België zou door honger vergaan zijn, indien de oogst niet goed gelukt was, indien de magazijnen niet opgepropt staken, en vooral indien Amerika ons bij de bevoorrading niet ter hulp was gekomen. Door bemiddeling van dit zo barmhartig land zijn, vanaf 15 januari 1915, overal voedings- en noodcomiteiten opgericht: niet alleen bloem en tarwemeel, rogge en tarwe, spek, bonen en rijst, maar ook stoffen, klederen, lakens en hemden werden aan de noodlijdenden verschaft. Hier hebben de arme mensen, dankzij het comiteit, het lekkerste en beste brood gegeten, van januari tot in de oogsttijd; ze hebben ook hemden en lakens en kledingstukken ontvangen.
We zijn nu in november 1916 en nog altijd gaat het comiteit verder met de bedeling van spek, vet, tarwemeel, bloem, zemelen, mais, maïsmeel en rijst, niet alleen aan de armen, maar aan allen.
Alles is zeldzaam en duur geworden: schoenen kosten tot 40 á 50 fr. het paar; wollen stoffen zijn niet meer te krijgen. En wat het licht betreft; omdat de prijzen van petrol en karbuur zo erg gestegen zijn, zitten de mensen vaak in de donkerte. Een liter petrol kost 17 fr., een kilo karbuur 7 fr. Waslicht is niet meer te krijgen.
1917. Alles wordt nog zeldzamer en duurder. Raad eens wat een pond boter kost, een kilo spek, een zak graan. Men ontvangt voor de boter 20 tot 30 fr., voor het spek 25 fr. en voor een kilo graan tussen 500 en 800 fr. Een paar schoenen kosten 200 fr. en een meter 'togenstof' (peigné) 80 tot 100 fr. In de steden sterven mensen de hongerdood.
Op de laatste dag van elke maand moet bij de burgemeester aangifte gedaan worden van de dieren die verkocht of geslacht werden of die aan een ziekte stierven; verder ook, welke dieren verworven werden door aankoop, geboorte of op een andere manier. Weggevoerden De 30ste november 1916 vorderen ze de werklozen en stielmannen op, die als vee gekeurd en naar Duitsland worden gevoerd om daar in de fabrieken te werken.
Van hier zijn er ook opgevorderd, maar die zijn niet verder geweest dan Tongeren, vanwaar ze weer naar huis werden gezonden. VluchtelingenOp 1 november 1917, 's avonds om half tien, worden hier 110 vluchtelingen uit Cortemarck aangebracht en bij de burgers geplaatst. De pastoor was door de gemeenteraad aangetekend voor vier. Ik heb dan op de pastorij vier personen moeten opnemen: twee gezusters, hun broeder en een nicht: de ganse familie Verduijnen. Aan hen heb ik de goede keuken en twee slaapkamers afgestaan; deze familie bleef op de pastorij tot maart 1919. Het einde van de oorlogDe terugtocht van de Duitsers:
De 27ste juni 1918 komt een afdeling van 74 man inkwartiering nemen. Op de pastorij komen luitenant Hentschen en zijn ordonnans Leo Hircher.
In de kroniek klinkt het zo:
Op 27 juni komt, van uit Frankrijk, de Tweede Afdeling, Eerste Compagnie, - ongeveer 70 man - haar inkwartiering nemen met paarden en kanonnen. Op de pastorie komen luitenant Hentschel en zijn ordonnans Leo Hirscher logeren. Groothertogdom Saksen, Tweede Afdeling, Eerste Compagnie: zo stond te lezen op een houten plaat boven de brievenbus. De luitenant was afkomstig uit Sileziën en de ordonnans uit Würtenberg. Ze verbleven op de pastorie tot zaterdag 13 juli.
De Duitsers hebben zich deftig gedragen. Bij afwezigheid van luitenant Hentschel, is luitenant Herman Vernicke, uit Saksen, hier de laatste nacht komen logeren.
De 2de oktober komen honderd huzaren het dorp binnen en ze verblijven er tot de 8ste november. Op de pastorij logeerden Freiherr von Hammerstein (17de regiment, 6de escadron) met zijn ordonnans.
Op 11 november kwamen de soldaten, die in Werm lagen, naar Hern over. Toen kwamen kapitein Diederick uit Hamburg en zijn ordonnans Nimscholt bij mij logeren. Ze vertrokken op 12 november, om vlug 'thuis' te zijn...
Tussen 12 en 23 november gebeurde de overhaaste terugtocht der Duitsers. Vanaf de 15de zijn honderden wagens en duizenden soldaten en paarden doorheen Hern naar Duitsland vertrokken, na met 1500 man te hebben gelogeerd.
We zijn nu van de Duitsers bevrijd. Leve de vrijheid!
In Gent, Brugge,en Oostende en vooral in Brussel werden de koning en de koningin met de grootste sympathie ontvangen.
Op de 24ste werd op de toren en aan alle huizen de Belgische vlag uitgestoken ten teken van vreugde om het verkrijgen van de onafhankelijkheid en de verlossing van de dwingelandij der Pruisen.
Te deum laudamus!
Werm, pastoor Willinck
Mathieu Jan Willinck (1859-1927) was afkomstig van Stevensweert in Nederland. Hij was pastoor van Werm in de periode 1909-1927.
Alhoewel deze pastoor in zijn verslag de gebeurtenissen van de eerste oorlogsmaanden uitgebreid en met veel verve beschreef, bleef het volgend deel van zijn rapport vrij sec en kort.
Kerkelijke aangelegenhedenIn de eerste twee oorlogsjaren waren er meer communies, later op het oude, gelijk voor de oorlog.
De 2de zondag van oktober 1918 heeft de katholieke almoezenier Van der Weiden, een Franciscaan, om 11 uur, mis met preek gehouden voor de Duitse katholieke soldaten van hier en omstreken, 300 à 400 man: in 't geheel 7 aanwezigen.
Hij sprak over de devotie van de H. Rosenkrans, maar hij repte met geen woord over de nederlaag der Turken, door bemiddeling van dit krachtig gebed. WeggevoerdenAlle opgetogenen zijn zonder uitzondering teruggekomen; er zijn geen weggevoerden. Nood, steun, liefdadigheidHier is geen bijzondere nood geweest. OpeisingenVan tijd tot tijd moesten er boeten betaald worden voor het niet leveren van boter of graan.
De Duitsers brachten een bezoek aan de kerktoren op de dag der Vorming - die plaats vond in Bilzen!
Voor hun vertek hebben de Duitsers een pachthoeve geplunderd. Soldaten, vrijwilligers en krijgsgevangenenIn Werm zijn 10 soldaten opgeroepen; er was één vrijwilliger.
Eén van hen, Guilleaume Jans, is de 25ste oktober 1914 aan de Yzer dodelijk gekwetst. Hij is naar Leeds vervoerd en de 1ste november 1914 een voorbeeldige dood gestorven.
Krijgsgevangenen Edouard Jorissen en Winand Neven zijn gezond teruggekomen. Het einde van de oorlogDe laatste drie maanden voor de aftocht hadden wij gestadig inkwartiering.
Het einde van de oorlog werd plechtig gevierd.
Te Deum laudamus!
Heeft u aanvullende informatie, vragen of opmerkingen?
Mail gerust naar reacties@hoeseltvrugger.be
|
|