|
|||||||
|
VoorvaderenLibertus Nartus, het heilig paterke van HernHoewel Libertus Bonifacius Nartus pas op 14 mei 1931 honderd jaar zou worden, vierden de inwoners van Hern zijn eeuwfeest reeds op 10 augustus 1930. Waarschijnlijk werden, omwille van zijn gezondheidstoestand, de feestelijkheden wat vervroegd. In die tijd was een honderdjarige nog een zeldzaamheid en hij of zij werd dan ook uitbundig gevierd. Dit gold ook voor Libertus en het scheelde niet veel of hij werd heilig verklaard. Hij had alles in zich om - hoewel hij geen kloosterling of priester was - het heilig paterke van Hern te worden. Hij was niet gehuwd en woonde in het ouderlijk huis in de Herenstraat, samen met zijn neef Richard Willems, zoon van zijn zus Maria Theresia Nartus, eveneens een jonkman. Richard sprak hem steeds aan met 'Nonkske'. Onder die naam was hij in Hern dan ook het best gekend.
Nonkske werd geboren te Hern op 14 mei 1831. Hij was de zoon van Egidius Nartus jr. en Elisabeth-Magaretha Peters, beiden van Hern.
Zijn grootvader was Egidius Nartus sr., gehuwd met Elisabeth Thijsen van Werm. Nonkske was het zesde kind in de rij van 11, die in de loop van 20 jaar in het gezin geboren werden. Van de 11 kinderen stierven er zes op zeer jonge leeftijd: 1 jaar, 4 jaar, en vervolgens op 3, 7, 8 en 1 maand(en). In een merkwaardig dagboekje van vader Egidius lezen we: "Lof zij aan God! Den 14de mei 1831 is geboren mijnen sone savonds om half tien. Met naeme Libertus, Bonifacius Nartus, en heeft het H.sacrament des doopsels ontvangen den15den mei 1831 om 11 uren voormiddag en den peteren is geweest mijnen schoonvader Libertus Peters en de paet is geweest Maria berden mijne matant van Tongeren." Nonkske overleed te Hern op 6 juni 1931. De vroomheid van nonkske Richard Willems schreef in de herdenkingsbrochure: "Als ik ooit een heilige gekend heb, dan is het wel 'Nonkske' zaliger. Stichtend ware het dan en troostvol zoo ons volk te lezen kreeg, al was het maar in brochuurtje, over het leven van de eeuweling. Al het goede dat hij ooit verrichtte tot zegen van gansch de streek, moest geboekt, opdat het worde een echte gedenkzuil, gode ter eere en ons volk ten nutte. Met Nonkske verdwijnt een vroom christen, een groot weldoener van de kerk, de priesters, kloosterlingen en ja ! van de arme menschen. Heinde en verre waren zijne deugden gekend en geroemd bizonder zijne gulhartigheid, zijne onbegrensde liefde en zijn diepen eerbied en genegenheid voor de priesters. Nonkske was een toonbeeld voor ieder, een heilig man, of liever een heilige." Op 8 december 1840, hij was toen nog maar 9 jaar oud, werd hij opgenomen in de congregatie van de H. Aloysius van Gonzaga. De opdrachtformule van de congregatie zou hij zijn leven lang getrouw blijven: H. Aloysius van Gonzaga, voorbeeld van engelachtige zuiverheid, patroon der jonkheid, ik Libertus Nartus, in tegenwoordigheid der H. Maagd Maria van de H. Jozef, van de H. Alphonsus van Liguori en van al de heiligen en engelen des hemels, verkies ik u vandaag voor mijn bijzondere patroon en offer u mijn ziel en mijn lichaam, al wat ik heb en al wat ik ben. Bescherm mij tegen de aanvallen van de duivel en tegen de verleiding van de wereld en zo ik het ongeluk heb mijn ziel met zonde te bevlekken, dan help mij van aanstonds uit dezelve op te staan en meer voortgang te doen in de deugd en in de liefde Gods, en daarin te volharden tot het einde toe opdat ik eens met U voor eeuwig mag verenigd worden in de schone hemel. Amen. Over de dag van zijn eerste communie, toen pas op 12-jarige leeftijd, zei hij later: O dien dag ware ik toch zo gaarne gestorven om maar nooit geen zonde te doen. Als hij bij het bidden van de rozenkrans bij de vijf droevige mysteriën belandde dan schoten hem de tranen in de ogen en als men hem vroeg waarom hij weende antwoordde hij: maar zou ik niet wenen omdat Jezus zoveel heeft moeten lijden en dan kuste en kuste hij in vervoering zijn houten kruisje. Zijn liefde voor O.-L.-Vrouw kende geen grenzen, meermaals per dag bad hij haar rozenkrans met daarbij het kroontje van de VII weeën van Maria. In de meimaand zag men hem, met de paternoster in de hand, luidop biddend heen en weer wandelen naar 'het kluiske' dat hij achteraan in de tuin had getimmerd. Vele uren bracht hij ook door in de kluis van Vrijhern, waar hij dikwijls de mis ging bijwonen. Nonkske was ook lid van de Derde Orde van Sint Franciscus en in 1903 werd hij tot prefect verkozen. Hij beleefde de regel van Derde Orde naar de letter en naar de geest: onthecht van aardse goederen, wars van wereldlijke vermaken en levend als een kloosterling in de wereld, zoekend op de eerst plaats de glorie van God en het welzijn van de evenmens. Nonkske was ook gekend om zijn vrijgevigheid en goedheid voor de armen. Zekere dag was een persoon uit de buurt bezig met wissen te snijden in het bos van nonkske. Hij werd door de veldwachter betrapt. Proces-verbaal moest opgemaakt maar de veldwachter gaf hem de raad van eerst bij Mr. Nartus te gaan en dan zou hij wel verder zien. De schuldige ging de zaak uitleggen. Maar toen nonkske aan de deur vernam waarover het ging zei hij: Och, kom maar gauw binnen een tas koffie drinken want ge moet u wel verschrikt hebben. De drie laatste jaren van zijn leven waren zeer pijnlijk maar nooit kwam er een klacht over zijn lippen. Als hem gevraagd werd of hij pijn had antwoordde hij: Foei foei, ik mag maar niet klagen, Onze Lieve Heerke heeft zoveel geleden. Het eeuwfeest De viering op 10 augustus 1930 was luisterrijk en mocht zeker memorabel genoemd worden. De straten van Hern waren versierd met bontgetinte dennenboompjes. De Herenstraat, waar de woning van de eeuweling stond, was in een koninklijke baan herschapen met wapperende wimpels en zegebogen met feestelijke groeten en opschriften. Voor het huis was een altaar opgericht, schitterend van goud en fluweel. Aan dat altaar werd om 10 u de H. mis opgedragen door drie neven en achterneven van nonkske. Tussen de talrijke aanwezigen zaten drie van zijn trouwe vrienden: J. Paquay, deken van Bilzen, kanunnik Leynen, deken van Gingelom en de deken van Borgloon. Rond het altaar had zich heel de gemeente geschaard. Tijdens het gelegenheidssermoon, gehouden door E.H. Thomissen, directeur van het O.-L.-Vrouwcollege van Tongeren, pinkten veel aanwezigen een traan weg. De predikant schetste met 'gloedvol redenaarstalent' de levensloop van de eeuweling en beklemtoonde vooral de evangelische deugden van nonkske. Het sterke mannenkoor van Hern voerde de 'Missa de angelis' uit. Vanuit zijn zetel voor het venster van zijn slaapkamer volgde nonkske de plechtigheid. Na de viering werd hij spontaan door de mensen toegejuicht. Hij glimlachte en wuifde de mensen toe. Na de mis schoven de genodigden aan voor een heerlijk feestmaal. Op het einde van het diner stond pastoor Daenen recht en bracht een heildronk uit op de geachte familie. Om half drie, onmiddellijk na het lof, werd de feeststoet gevormd. Twaalf fiere ruiters op zware paarden openen de stoet, gevolgd door de heren van gemeenteraad en kerkfabriek. De twee fanfares van Vliermaal, de Pruimelaren en de fanfare Sint Cecilia, gingen de schoolkinderen vooraf. De groep van de vormelingen ging apart als herinnering aan het feit dat nonkske gedurende 80 jaar de peter was van de vormelingen. Zelfs de bloeiende supportersclub ontbrak niet. De oudstrijders stapten fier op onder de plooien van hun vaandel. Voor deze gelegenheid hadden ze hun eretekens uit de kast gehaald en op hun jas gespeld. Dan volgde de harmonie Sint Cecilia van Hoeselt. De stoet werd afgesloten met de leden van de Boerenbond met hun vaandel. In hun kielzog volgden de honderden mensen die langs de straat de stoet hadden zien voorbijtrekken, op weg naar het huis van de feesteling. Ridder Charles de Schaetzen, voorzitter van het feestcomité trad vooruit en wenste de feesteling geluk. Hubert Nijs, organisator van de feestelijkheden en buurman van nonkske sprak van op een verhoog de menigte toe. Na deze feestrede kwamen Paul Peeters en Maria Snellings, in naam van de schoolkinderen, en Guillaume Barthels in naam van de vormelingen, de eeuweling in gedichten gelukwensen en bloemen aanbieden. Onder leiding van Arnold Snellings zong het zangkoor een feestcantate. In naam van de familie dankte R. Willems iedereen die had meegewerkt aan het welslagen van het feest en geheel in zijn eigen stijl eindigde hij met een vroom dankgebed: God, de schoonste hulde die wij u kunnen aanbieden is het verdienstelijk leven, de 100 jaar van uw dienaar. In dat leven erkennen wij het werk van uw genade, o Heer en ons eerste dankwoord geldt dan ook de goedheid en de liefde waarmee Gij dat leven tot een prachtige tempel onder ons hebt opgebouwd. Van 4 u tot 7 u gaven de twee fanfares van Vliermaal en de Harmonie van Hoeselt een grandioos concert. Als klap op de vuurpijl begonnen om 7 u de klokken te luiden. Het klokgelui kondigde de aankomst aan van Mgr. Kerkhofs, bisschop van Luik. De bisschop dankte de mensen voor het gul onthaal en drukte alle aanwezigen op het hart dat zij nonkske zouden navolgen in zijn vrome kristelijke levenswandel. Daarna bracht hij hem een bezoek op zijn kamer, waar hij een gemoedelijk onderhoud met hem had. Het bezoek van de bisschop was een schitterend sluitstuk van het prachtig feest. Op 12 augustus verscheen in Hern een andere hoge gezagsdrager. De Heer Verwilghen, gouverneur van Limburg, vereerde nonkske met een bezoek. Hij bood hem in naam van koning Albert een mooi portret van Zijne Majesteit aan. Nog steeds helder van geest wist nonkske te antwoorden en hij beloofde voor de koning en voor de gouverneur te bidden. De laatste maanden van nonkske Nog enkele maanden leefde nonkske in vrede verder. Op 15 mei 1931, volgens de burgerlijke stand zijn officiële verjaardag, werd in Hern een plechtige dankmis opgedragen door zijn neef E.H Willems. Na het evangelie belichtte pastoor Daenen nog eens het schone leven van nonkske. Hij vergeleek zijn leven met dat van Pater Valentinus, het Heilig Paterke van Hasselt. Op 6 juni, een zaterdag namiddag, terwijl zijn heerneef de gebeden der stervenden las, stierf hij. Hij was omringd door zijn dierbare familie en vrienden. Hij overleed zacht en kalm, met een hemelse glimlach, die hem zou bijgebleven zijn tot in het graf. Geloof en bijgeloof In de herdenkingsbrochure (R. Willems, 1933) worden de deugden van nonkske uitvoerig en uitbundig, zij het met een zekere graad van overdrijving, in de schijnwerper gezet. Dat de grens tussen uiterste vroomheid en aan bijgeloof grenzende kwezelarij soms flinterdun is blijkt uit volgende anekdote: Catharina Voncken, jonge dochter en buurvrouw, was een tijdlang huishoudster bij nonkske. Nonkske geloofde rotsvast in duivels. Hij hoorde ze 's nachts op zijn zolder tekeer gaan. Om de 'duvelkes' te kalmeren moest Catharina 's avonds een vlaaipan vullen met snoepjes en die op de zolder gaan zetten. Eens op de zolder liet ze stiekem de snoepjes in haar voorschoot verdwijnen. Als hij 's morgens de pan ging controleren waren de snoepjes verdwenen en was hij er van overtuigd dat de 'duvelkes' de snoepjes waren komen halen. De familie Nartus, een kweekvijver voor roepingen De familie Nartus is in Hern wat men vroeger zo mooi noemde: 'een aloude en gezegende stam die vele priesters en kloosterlingen aan de Heer geschonken heeft'. Pastoor Lambertus Nartus - de auteur van het Hubertusregister - was de broer van Egidius Nartus-Thijsen en woonde eveneens in het ouderlijk huis in de Herenstraat. Hij werd geboren te Hern op 16juni 1756. Hij was de zoon van Hubert Nartus (1722-1794) en Maria Anna Berden (1723-?). Hij was 48 jaar lang priester, waarvan 42 jaar (1786-1828) pastoor in zijn geboortedorp. Hij heeft enkele van zijn jaren als pastoor onder het Franse schrikbewind geleefd. Omdat hij weigerde de eed van trouw aan de Republiek af te leggen, was hij verplicht zijn herderlijke taken 's nachts in schuilplaatsen uit te oefenen. Hij stierf te Hern op 14 juli 1828. Zijn broer, Hubertus Nartus, geboren te Hern op 1 februari 1763, trad in 1790 in de orde van de paters Minderbroeders van Sint-Truiden Ook hij moest onderduiken voor de Franse speurders. Door allerlei listen wist hij telkens te ontsnappen. Op 7 december 1833 kon hij samen met drie andere paters het klooster van Sint-Truiden heropenen. Hij overleed er op 3 april 1844. Twee zusters van deze priesters leefden als begijnen in het begijnhof te Tongeren, een andere zuster was kloosterlinge te Bilzen. Al deze geestelijken waren ooms en tantes van de vader van Nonkske (Egidius Nartus-Peters). In 1891 werd Hubert Willems (zoon van Laurentius Willems en Theresia Nartus), een neef van nonkske tot priester gewijd. Hij was gedurende 20 jaar pastoor te Montenaken. We vermelden verder:
Vroomheid, vrijheid, blijheid Een van de facetten van 'de heiligheid' van nonkske, was zijn leven als celibatair. De gewone mensen van Hern legden een link tussen zijn jonkmanschap en zijn hoge ouderdom. In een lied, waarvan de auteur onbekend is, wordt hij tot voorbeeld gesteld voor de jeugd: wie oud wou worden mocht wel 'van de geneugten des vlezes' proeven maar moest vooral niet trouwen. Het lied bestaat uit vijf strofen en een refrein en werd tot in de vijftiger jaren in de Hernse café's gezongen door Bèrke (Hubert Dewarier, 1877-1957), een volkszanger uit Kortessem. [Met dank aan Jef Oris van Kortessem]               IZou nonkske dan toch tot aan zijn dood maagd gebleven zijn? Dan heeft hij zeker het vagevuur ontlopen en is hij zonder tussenstation recht naar de hemel gevlogen. Dan heeft hij de titel van 'het heilig paterke van Hern' ten volle verdiend. Heeft u aanvullende informatie, vragen of opmerkingen? |
||||||