Antoon Moosen
perpiegnau den 6 feberuarij 1812
zeer beminde ouders
ik heb niet konnen naeten [=nalaeten?] van ul: eens te schreijven oover den staet van meijn landre (??) ende siekten die ik heb want het [is] nu al sees maenden daet ik in het hoespetael ben van den sesden daegt van de oestmoent en goodt weet wiennee daet ik daer nog uijt koomen sael maer ik ben nu op goede beterschoept ik heb de koude hoest gehaet daer naer den buijkloep langen teijd en seer siekt gewest en niet uyt het bet gewest maer goedtdaenk kan ik weeder opstaen en nu ben ik in verlangen hoe dat het bij u gaet want den teijd is mijn seer lankt gevaellen dat ik geen teijden van u en hebt gehaet en van weijnig van te vooren dat ik in het hoespetael heb ik noog eenen brieft gescreeven maer geen antwoert gekreegen waer ik seer ben oever verwondert
seer beminden vaeder seijdt u soo goedt en schiekt mij een paer croonen gelt want gij onmoogelijk kont want ik hoept met dese siekte min aefschet te kreijgen en daen denkt ik u het douwel te vergoeden
seer beminden vaeder gedenkt mij toch desen keer en schiekt toogt wat en voorders weenst ik u een saeligt nieuw jaer aan u vaeder en stiefmoeder en susters en broeders en aen mijn gaense families en commeraeten en aen paet en peter en van nooben en weet ik niet maer ik heb gehoort daet hij nogt ... en gesont is hier meede verlaten ik.
Antonius Moosen
en daet is meijn aedres
a monsieur antonius moosen de
67 reg de ligne 2 bataillon 4 compagne
dans l'hopital de sint gaere a
Perpiegnau
| Perpignan, 6 februari 1812
Zeer beminde ouders,
ik kan niet nalaten u te schrijven over mijn toestand en over mijn ziekte. Nu ben ik al zes maanden in het hospitaal, vanaf de 6de augustus, en god weet wanneer ik daar nog uit zal komen.
Maar nu ben ik aan de beterhand. Ik heb de 'koude hoest' gehad en daarna lange tijd buikloop. Ik was erg ziek en ben het bed niet uitgeweest! Goddank kan ik nu weer opstaan en ik verlang ernaar te vernemen hoe het thuis gaat, want sinds lang heb ik geen tijding van u gehad. Even voordat ik in het hospitaal kwam heb ik u nog een brief geschreven, maar geen antwoord gekregen, waarover ik zeer verwonderd ben.
Zeer beminde vader, wees zo goed en stuur me wat geld, een paar croonen, als het enigszins mogelijk is [Antoon schrijft in feite 'als gij onmogelijk kunt'; dit lijkt een vergissing te zijn]. Ik hoop door deze ziekte ontslagen te worden uit het leger en het is mijn bedoeling u dan dubbel te vergoeden.
Zeer beminde vader, vergeet mij dit keer niet en stuur toch wat! En verder wens ik u een zalig nieuwjaar, aan u vader en aan stiefmoeder, zussen en broers en mijn ganse familie, de kameraden, aan peter en meter...
Van Nooben weet ik niets, maar ik heb gehoord dat hij nog [leeft] en gezond is.
Hiermee eindig ik,
Antonius Moosen
en dit is mijn adres...
a monsieur Antonius Moosen
67e regiment de ligne, 2e bataillon, 4e compagnie
dans l'hopital de sint Gaere à
Perpignan |
Daniël Nooben
Materot den 14 mey 1812
zeer beminde vaeder ende moeder zuster en broeder
ik kom u met deeze brief bekend te maeken den staet van mijne gezondh: gelijk ik door uwe brief verstaen hebbe van den eerste meij ontfangende het welk mij groot plaisir aendoet en hebbende daer bij ontfange twe fransche croone die gij mij daer binne gezonde hebt maer anders heb ik geen geld ontvange in lange tijt dat gij mij om Kersmis geschikt hebt en heb ik niet ontvange soo dat ik lange tijt geene stuyver geld gehad heb als hetgeen gij mij geschikt hebt van den 8e april waer over ik zeer content ben geweest want het was mij zeer noodig zonder te zijn is zeer miserabel in deeze lande want den armoed is zeer grood onder het volk want den armoed doet er veel deserteere onder ons regement voorders heb ik mij bedroeft over mijnen broeder dat hij heeft moete marseere verstaende dat hij als voltigeur onder het 123 is zijnde in Sint'Omer en verstaende dat hij onder een hollants regement is voorders hoop ik dat gij met mijn broeder hendrikus zeer wel overeen mogt koome en dat hij u mag onderdanig zijn en god loove dat hij het geluk gehad van zijn ouders te konne diene voorders van antoon moose kan ik niet alnders schrijve als dat ik hem 8 maenden niet gezien heb is zeer bedroeft naer het hospitael gegaen ik heb hem nog twee gulde geleent als hij van mij gegaen is die hij aen mij versogt heeft hem siende in nood met de teering hebbe ik meedelijde met hem gehald zij hebbe hem geen wille schikk als hij het gevrogt heeft en nu heeft hij geen meer noodig want hij is doot en die twe gulden die ik heb verschoote die zijn hem geschonke - wille zij daer voor een misse laete doen voor hem dat hij bij god mag ruste en dat god mijn gezondheijd mag spaere dat is mij zeer lief voorder laet ik weete dat liebens van borgloon en jan steege van Rimps ook doot zijn.
 
 
ik kan anders veel nieuws schrijven als dat zij oover eenege daegen sterk geslaege hebben met de spanjoole 4 hondert fransche waer in een kasteel of forteresse en batterijen die zij daer binnen gemaekt hadde met kannonnen en obuse om hun te defandere in tijt van nood waere... houdende leevensmiddele voor 8 of 9 maende wat plaet geleege teege de zee aen waer de engelsman te lande gekoome is en de spaenjoole te saemen hebbe ons volk daer binne mijne te pakke zij waer te saeme wel 10 duysent man tegen 4 hondert man hebbe drij daege en nagt moete vegte zonder ophoude en den 4 dag zijn wij met magt gearieveert om ons volk te behouden doen hebbe zij hun moete te water geeven en de spaenjoole in de berge wij hadde gemarseert dag en nagt om bij hun te zijn anders hadde zij gevange geweest en hebbe veel engelsche en spanjoole dood geschoote
voorders kan ik niet veel bezonders als wensche aan u vaeder moeder zuster broeders oom en matant alle mijn vrinde en wel bekende en gebuere zonder imand uytgenoome hondert duyzent mael den goeden nagt en dag ook aen mijn heer pastoor koster en meyer Scheepens Stulens
daniel nooben
voltigeur au second battailjon du
67 reg d'infanterie de ligne en garnison
a Materot dans la Haut Katelonge | Materó, 14 mei 1812
Zeer beminde vader, moeder, zus en broer,
met deze brief wil ik u vertellen hoe het met mijn gezondheid gesteld is, want ik heb uit uw brief van de eerste mei begrepen dat u dit wil weten, en dat doet me veel plezier. [Daniël heeft het verder niet over zijn gezondheid, dus zal die wel best zijn]. Ik heb ook de twee Franse croonen ontvangen die gij mij in die brief meezond, maar daarbuiten heb ik in lange tijd geen geld gekregen. Het geld dat ge mij rond Kerstmis stuurde is niet toegekomen, zodat ik lang geen stuiver bezat, tenzij hetgeen ge mij op 8 april stuurde. Daar ben ik heel content mee want ik had het echt nodig. Zonder geld zitten is echt miserabel in dit land want de armoede is zeer groot onder het (krijgs)volk. Die armoede doet er vele uit ons regiment deserteren.
Verder ben ik er bedroefd over dat mijn broer [Willem] moest 'marcheren'. Ik begrijp dat hij eerst als voltigeur onder het 123ste diende in Sint Omer en nu onder een Hollands regiment.
Ik hoop dat ge goed overeenkomt met mijn broer Hendrik en dat hij naar u luistert. En dat hij god looft [en dankbaar is] dat hij het geluk heeft zijn ouders te kunnen dienen!
Over Antoon Moosen kan ik alleen dit schrijven: ik heb hem in acht maanden niet gezien. Hij is in grote droefheid naar het hospitaal vertrokken. Ik heb hem nog twee gulden geleend toen hij mij die vroeg bij zijn vertrek. Ik had medelijden met hem toen ik hem zag: hij was in nood en had de tering. Ze [de ouders van Antoon] hebben hem geen geld willen sturen toen hij erom vroeg en nu heeft hij er geen meer nodig want hij is dood. En die twee gulden die ik hem heb voorgeschoten, die zijn hem geschonken! Willen zij [de ouders van Antoon] voor dat geld een mis laten doen opdat Antoon bij god mag rusten en dat god mijn gezondheid mag sparen, het zou me zeer lief zijn.
Verder laat ik weten dat Liebens van Borgloon en Jan Steege van Riemst ook dood zijn.
Ik kan u anders nog veel nieuws schrijven: enkele dagen geleden hebben zij [de Fransen] serieus slag geleverd met de Spanjolen.
400 Fransen zaten verschanst in een kasteel of versterking waarin ze batterijen hadden met kanonnen en obussen om zich te verdedigen in tijd van nood; er waren levensmiddelen aanwezig voor 8 à 9 maanden. Die versterking ligt aan de zeekant en daar zijn de Engelsen aan land gekomen en tezamen met de Spanjolen hebben ze ons volk daarbinnen willen te pakken nemen. Ze waren met wel 10 000 man tegen 400! Ze hebben drie dagen en nachten zonder ophouden gevochten tot wij, de vierde dag, met macht gearriveerd zijn om ons volk te redden.
De Engelsen zijn te water gegaan en de Spanjolen zijn de bergen in gevlucht. Wij hebben dag en nacht gemarcheerd om bij hun [de Fransen] te zijn, zoniet waren ze gevangen genomen.
We hebben veel Engelsen en Spanjolen doodgeschoten.
Verder heb ik niet veel bijzonders te melden, tenzij dat ik u vader, moeder, zus, broers, oom, tante, al mijn vrienden en bekenden, geburen... niemand uitgezonderd, honderdduizend maal den goeden nacht en dag [zeg], ook aan mijnheer pastoor en aan schepen Stulens,
Daniël Nooben voltigeur au second battailjon du
67e regiment d'infanterie de ligne
en garnison
à Materot dans la Haute Catalogne |
[De originele teksten van deze brieven zijn gepubliceerd door de heer Lux in het tijdschrift Limburg, jaargang 40, 1961]
De brieven bleven bewaard in het rijksarchief van Maastricht. Dat ze dáár aanwezig zijn betekent dat ze hun bestemming hoogstwaarschijnlijk nooit bereikt hebben.
Antoon en Daniël hebben het in hun brief over elkaar, maar niet over andere Hoeselaren... wellicht waren er dus geen andere jongens uit Hoeselt in hun onderdeel opgenomen.
Antoon Moosen en Daniël Nooben zijn allebei in 1787 in Hoeselt geboren. In 1808 werden ze, als 21-jarigen, onder de wapens geroepen. Beide jongens maakten deel uit van het 67
ste regiment van de
infanterie de ligne. Antoon als
fuselier, Daniël als
voltigeur.
Het 67ste
In 1672 richtte Lodewijk XIV het bewuste regiment op onder de naam
Régiment de Languedoc. In 1791 omgedoopt tot
67e Régiment d'infanterie, heette het vanaf 1803 voluit
67e Régiment d'Infanterie de Ligne. Het regiment werd in 1993 ontbonden.
Van 1808 tot 1813 stond kolonel Jean Martin Petit aan het hoofd van het regiment.
In Antoons (Hoeseltse) overlijdensakte staat dat hij
fuselier was. Hij was dus een gewone linie-soldaat, bewapend met een
fusil of geweer (musket).
Linie-soldaten stonden op het slagveld naast elkaar opgesteld (in linie), meestal in drie rijen achter elkaar. Ze konden dan gelijktijdig schieten...
Wie klein van gestalte was en een goede schutter, maakte veel kans ingedeeld te worden bij de
voltigeurs. Die werden vóór de linie uit gestuurd om verdekt de vijandelijke troepen te benaderen en de bevelhebbers uit te schakelen.
We mogen dus aannemen dat Daniël niet al te groot was en raak kon schieten!
Materot
In mei 1812 lag - volgens Daniël - het 2
de bataljon van het 67
ste regiment in garnizoen in Materot, in la haute Catalogne. In Spanje dus. Mogen we aannemen dat Materot het huidige Mataró is, een kuststad niet ver van Barcelona?
Tenslotte blijft de vraag...
Waar en wanneer hebben Daniël en zijn maten de 10.000 Engelse en Spaanse belegeraars verjaagd?
Antoon Moosen of Moesen
Antoon was de natuurlijke zoon van Joanna Zegers. Door het huwelijk van zijn moeder met Jan Moosen, in 1790, werd Antoon Zegers gewettigd tot Antoon Moosen. Antoons moeder stierf in 1802 en zijn vader hertrouwde in 1804. Het gezin Moosen telde elf kinderen.
Antoon schreef dat hij op 6 augustus 1811 in het hospitaal werd opgenomen. Nochtans heeft zijn eenheid hem op 24 augustus als
vermist opgegeven en is hij - te vergeefs blijkbaar - opgespoord door de
collones mobiles.
Pas in 1816 is zijn overlijden in Hoeselt geregistreerd. Hij zou op 5 maart 1812 gestorven zijn in Perpignan, in het burgerlijk hospitaal waar hij op
31 januari was binnengebracht. Doodsoorzaak: een
koorts. Die gegevens komen niet volledig overeen met de inhoud van de brieven!
Daniël Nooben
Daniël was de oudste zoon van Arnold Nooben van Hoeselt en Elisabeth Palmaers die afkomstig was van Romershoven.
Daniël én zijn broer Willem zijn behouden teruggekeerd naar het ouderlijk huis. In 1820 woonden ze bij hun vader, die slager was in het Dorp.
In 1823 trok Daniël naar Bilzen om er te trouwen met de Bilzense Mechtildis Baertmans... en om er te blijven wonen.
lees meer over Hoeseltse jongens die stierven
als soldaat van Napoleon de Grote.